Bat hy de twee eerfte Benden in een fmelt, V. ,
'en die alieenlyk door het Tonnetje, dat bloot
is of in de Aarde verborgen, onderfcheidt, en I-looni-
dus maar zes Benden heeft , maakende in STüK*
die der Landmeecers of Spanrupfen , door dé
figuur der Wieken s ook nog eenige Ondefdeé»
liDgen.
Wat de Kleur aangadt, die is, inde meefte % e§ ||
Nagt«Kapel!en, bruin of graauw, en dus minder
a*Dsieclyk; doch in veelen, daarentegen, overtreft
zy den luifter der Dag-Kapellen. Ik wil nu
niet ftaan b!y ven op de fchoonheid, welke in vee*
le Motje* doorftraalt, daar het Mikroskoop wonderen
in ontdekt. Ook zal ik niet omfiandig
fpreeken van de hooge Kleuren van ’t Roods
Weeskind, de Beer-Rups Uil en dergelyken:
coch van de fieriykeTekening der Paauw Oogen,
af* waarlyk uitmuntende zynde; inzonderheid
van die, welke de Koninglylce genoemd wordt;
overtreffende alle de Europifche KapelleD, bovendien,
in grootte. Ik heb tegenwoordig de
Ooft - en Weftindifche Spiagddraagers op ’t
oog, die iQ grootte en fraaiheid van Kleur,
xcj wel als in Tekening, pronkftukfeen zyn onder
de Kapellen,
Het groote getal der Soorten is door L inhakus soóink
tldus verdeeld. Zyn Ed. heeft ’er agt en-vyf-
tig ia de Ëerfte Bende; agtenzestig in de Tweede;
vyfenzeventig in de Derde of die der Span-
lupfen ; vierentwintig in de Vierde; agt in de
Vyfde ; vyfenzestigin de Zesde o f die der Mot- •
3. Di i l ; t i l Stuk. Hh % ten