V.
A fdeel. XLI.
H oofdstak.
c v i r .
Cardui.
Diftelvink*
daar op, zo veel in Menfchelyke Zaaken plaats
kan hebben, vertrouwen raag.
(10 7 ) Nimf-Kapel, die de Wieken getand,
Oranjekleurig, wit en zwart bont beeft,
de agterjien wederzyds met vier Oogjes.
In fchoonheid van Tekening en Kleuren munt
deeze uit onder de inlandfche Kapellen; zodat
Prtiver dezelve, metregt, de fierlyke bonte,
vlugge Kapel, Belladonna genaamd ,■ rnogt ty.
telen. Die naam, immers, werdt haar eertyds
gegeven, en derhalve noemt G e ó f f r o ï
haar, ook nog, Belle-Dame, dat is Schoone
Vrouw: hoewel wy ze thans gemeenlyk de
Diftelvink, in ’t Latyn Carduélis, heeten; ’t zy
om dat de Rups zig meeft op de Diftelen onthoudt
; ’ t zy om dat de' Kleur eenigermaate
naar die der Distelvinken of Putters zweemt.
Op allerley foort van Diftelen-en Doornen,
Zelfs op de Gezegende Diftel, wordt de Rups
gevonden: ja op deKliffebladen treft men dezelve
ook fomtyds aan. Hier in komeD zy overeen
met de meefte gedoomde Rupfen, die op
Bran-
(:o 7) Papilio Nymphalis Alis dentatis fulVis, albo nigro-
que var’egatis; pofticis utrinque Ocellis quatuor. Syjt Nat.
X . Belladona. Faun. Sutc. 778, M o u f f . Inf. 169. T. 101.
f. I , a. A U . Inf. T. 56. PUT. Muf. 3*. N. 32S. Me-
RtAN. E ut. III. T. IJ. B.AJ. Inf. 112 , N. IJ. 8. 1«
AUM. Inf L T- 2<S- £ 1 1 , I I ' ® oED- lnf IIL T* A«
W t l k Pap. J(5. T. 1 33- L i s t . G o ed . f. j . (. R o e s .
In f I. Pap. i , T, 10, S U N K, In f T, j . f, A-C,
èrandenetelen en dergelyke .Kruiden, welke V.
eenigermaate ftekelig zyn, haar Aas zoeken.
Men-kan zig over de voorzorg der Natuur, Höopö-
ln deeze Rupfen dus tegen befchadigmg te wa- stUK*
t~\ mPmhfe*
penen, niet genoeg verwonderen. De Geledingen
veitoonen zig zeef duidelyk in de RtipS
van de Diftelvink-Kapel, die zelden 'dvfer dé
anderhalf Duim lang Wordt. Zy is zwart en
geel van Kleur , met Afchgfaaüwe Ringetjes
daar tuflehen, waar op de Doornen ftaan, dié
getakt en taamelyk lang zyn. In foitimigeRup-
feh van deeze Soort, evenwel, heeft het zwart
zödanig de overhand , dat zigih hetzelve maat
fmalle geele Streepjes, oveilangs h e tL y f, vef-
toOnen. De Kop en Poocen, welke deeze Rhps
zestien heeft, zyn bruin of graauvf.
Niet mindér verfchil van Kleur heeft plaats De
in derzeïver Pbppen , waar van eemgen wel
helder bruin zyn , met graauwagtige Street
pen en Gouden Stippen verüérd, maar anderen
volkomen Goudgeel, ja even als of zy met ge fla;
gen Goud overtoogen en gebruineerd Waren.Méö
vindt’er ook die ten deele zodan igtén deelé
bruin zyn. Haargeftalte i s , meer öf min, haaf
die van de Aurelia of Gouden Vlinder, hief
voor op Plaat LX X X V . F ig . 1 , afgebeeld ;
gêlykehdè, eh zy komeD daar in met die der
Gras-Kapellen overeen , dat menze aan het
Staart-end hangende vindt,' even als diederan*
dere gedoomde Rupfen.
Wat de Kapél aangaat: deeze heeft de Wie-
■ k DEFX. XI. STUK, V kCÖ