A fd ee l .
XLI.
Hoofd-
$ ?UKi
Gras-Kapelien.
txxxvir,
Xanlhus.
ven ’ er den naam aan van het Duitfcbe Hopy--
beertje. Men vindt het, zegt hy , omrtreeks
Parys , by de voorgaande Soort, en dceze beiden
zyn niet altoos van de zelfde grootte.
In Sweeden heeft men, thans,nieuwe Soorten
ontdekt van deeze Gras-Kapellen , die meer
of min naar dezelven gelyken. Dus is ’er eene
op de Velden en in'de Boiïchen gemeen, die
A rcania getyteld wordt, met de Wieken Yzer-
graauw, de voorrten van onderen mej één, de
agterrten met vyf Oogjes. Dit is klein, en
bet volgende, dat men Hippotboë noemt, niet
veel groocer dan onze blaauwe Duin-Kapelletjes.
Het heeft de Wieken , van boven , vaal
geelagtig, als het Hooybeertje, doch ongevlakt.;
van onderen Afchgraiuw , met menigvuldige
Oogswyze Stipjes. Dit komt zeer zeldzaam,
in Sweeden , voor. Een derde Soort,genaamd
Hero , weinig grooter dan deeze , fchynt in
Dalekarlie vry gemeen te zyn. Dezelve heeft
de Wieken ongekarteld gelyk alle de anderen,
maar bruin van Kleur; de voorrten , van onderen,
met twee, de agterrten met zes Oog.
jes (*).
(87) Danaus - Kapel, die de Wieken ongekarteld
heeft iVcin boven bruin met een Tze rgraau
( t ) Faun. Suic. Ed- Ir. p, 273 , 274.
(37) P.ipilit Danaus Ais integemmis fupra fuicis ,Fa(cia
fermgjnea; poft.'cis fiibtus,0,c.eliis,ducibus,aIteroLunari, M.X»
y , Syft. Nat. X .
graauwen Band', de eigtetfien van ot.de- ^ Fr,KE.Ij(
r e n met twee Oogjes , w a a r van bet eene XLI.
. H o o fd -
als een Haljmaantje. stuk-
Gras Kas
Deeze, die zig in de heete Lugtftreek ont- Pahn.
houdt, heeft de voorfte Wieken , van onderen,
binnen de tippen, dikwils met éen Oogje
getekend; de agterrten., van onderen, aan den
voorrten Rand, met een grooter Oog, dat de
Letter C , in f t wit, in ’c midden heeft, en
een ander op ’t midden van de Wiek.
G e o f f roy maakt de eerfte Soort zyner
Gras-Kapellen van een zeer groote, die hy nergens
afgebeeld gevonden hadt , dan in een
Werk, het welk in de Koninglykc Bibliotheek
te Parys bewaard wordt, uit Ieksniogeri be*
ftaande , die door eenige voornaame Konfte-
naars met Waterverf gefchilderd zyn. Deeze,
by hem Silene genaamd , heeft de breedte van
twee en een vierde, de langte van ruim éen
Duim; zynde dus ongevaar van grootte als de
groote Aurelia of Gouden Vlinder. Zy heeft
de Wieken rond , aan ’t end getand, van Kleur
zwartagtig bruin , en allen met een breeden
witten Band gezoomd: de voorrten met twee
witte Oogen, die in zwarte Kringen rtaan; de
agterrten ieder met één Oog. Van onderen is
het bruin der Wieken, zegt hy, met wit gewolkt.
Deeze Kapel was , omrtreeks Parys,
niet zeer gemeen: men vondtze er in de Bos-
fchen. Zy fchynt met die, welke den bynaam