v .
Afdeel,
XI.III.
Hoofdstuk.
c c x x v i .
F ar i nalijm
van het
Meel.
Kaars of Fakkel toe te vliegen, en zig daar in
ter dood te kwetzen. Het fchynt my toe, dat
die van deeze Bende, deswegen , den naam
in ’t byzonder niet kunnen draagen , veel min
den tytel verdienen van Lichtmuggen. Ande>
ren zeggen, dat zy weerfchynende of glimmen”
de genoemd worden, wegens haaren Glans,
die egter in veelen niet boven dien der Motten
uitmunt. Dus wordt de bynaam van Pyra-
lis zelfs toegepast op de Tweede Soort van St.
Jans Vliegen of Glimwormen (*) Ik heb aan
die van deeze Bende, om dat de Wieken fa-
raengevoegd een Schaarswyze Driehoekige
figuur , maaken, den bovenftaande naam ge*
geven.
(22.6) Gefchaarde, met ongekromde Sprieten;
de Wit'ken gepólyfi bruinagtig, met bogtige
Strespen die witagtig zyn, waar tusjehen
een Zeegroene plek.
Het Masker van deeze onthoudt zig in de
Keukens, in het Meel, en komt daar in Swee-
den dikwils voor, zegt L in n ^eus. Doktor
S c op o Li hadc hetzelve, inKarniolie, ook in
het Meel aangetroffen (f)- . Gec Uiltje is,
volgens de Afbeelding van Cleric, zeer fraay,
(227J Ge-
(.*) Zie ons IX. Stuk, bladz. 599.
('[0 EntomoU Carniol, p. 242.
(2263 PhaUna Pyralit recurvicornis, Alis politis fufeefcen-
tibus, Strigis repandis albidis, Ared interjcüa glaued. Sjfi,
Hat. X, fan», Suec, Ed. II. 1348.
(227} Gefchaarde, met omgekromde Sprieten} y .
die de Wieken glad en Zeegroen beeft, mei Af o t el.'
twee geele Eoogswyze Streepen, zeer ver van h00fd.
elkander, stuk.
jccxxyii.
(228} Gefchaarde, met uitgeflrekte Baardjes,Q ^ é ’nag-
die, te /amen gevoegd, een Snuitje mad t,?'e*
keit, dat langer dan het' Borfijluk is,
bende de Wieken Afchgraauw met Roejl- J ^ etn
kleurige Streepen. Tromp.
Dit is vry veel grooter dan de voorgaande,
en heeft geen den piinften weerfchyn of Glans.
In Karniolie vindt men het niet zelden.
(229) Gefchaarde, met uitgejlrekte B a a rd jes ,ccxxix,
die langer dan bet Borfijluk zyn; de Wie- met een
ken graatiwagtig, met twee hoekige Stip'p^xcii.-
pen en daar tusfchen.een zwarte Streek. f '<s>IS*
Reaumur hadt de Rups niet ontdekt van
dit Kapelletje, waar van hy de Snuit by een
Snippen-Bek vergelykt, Hy toont aan, dat
de
(227) PhaUna Pyralit recurvicornis, Alis glabris glaucis ,
Strigis duabus flavis arcuatis remotiflimis. Syfl Kat. Xt
Faun Snee. Ed. II. 154?.
(228) pha!xna Pjralu , Palpis porreftis approximatis, Tho-
race longioribus ; Alis cinereo-grifeis , Strigis fèrrugineis.-
£y(l, Kat. X. Faun. S“tc. Ed. II. 1346.
(229) PhaUna Pyralit palpis porreclis Thorace longioribus,
Alis (ubgrileis -puiiftis duob'us muricatis, Striga interjeftd ni-
giü. R A J. Inf. 214. N. 9. R oes. Inf. I. Phal IV. T. 6a
ReauM. Inf. 1. T. 18. t. 16. Faun. Suec. Ed. II. 1347,
I. DEEL, XI, STUK. Y y 2