
En zoo werd de tocht aanvaard, verder het onbekende binnen-
land tegemoet. Zwaar geladen als alle sloepen waren, werd
aanvankelijk niet meer dan 3»/s ä 33/4 mijl behouden; later op
op den terugtocht werd een vaart van ruim 4 rnij 1 geloopen.
Was de algemeene strekking van de rivier, van afde monding
tot de ankerplaats alhier, gebleken ongeveer O.N.O. te zijn,
zoo werd het al spoedig, en eveneens gedurende de volgende
dagen, duiaelijk, dat zij van hier af — zij het dan met tallooze
bochten en kronkelingen — vrijwel recht uit het Noorden kwam.
Van een verbinding met de Fly-rivier bleek dus hoe langer hoe
minder quaestie te zijn; — altijd aangenomen dat deze goed op
de kaart staat. Dat twijfel hieraan gerechtvaardigd is, zal duidelijk
zijn, indien men nagaat de wijze waarop de Italiaan dTALBERTlS,
die haar voor het eerst opvoer, de opname verrichtte; eenigszins
betrouwbare plaatsbepalingen werden daarbij door hem niet
genomen. Tijdens het bezoek van den heer P. M. aan SlR
William Mc. Gregor te Florence, op de uitreis naar Indié,
stelde deze dan ook aan eerstgenoemde voor, later hem tot dit
doel op een tocht op die rivier te vergezellen. De voormalige
Administrator van Britsch Nieuw-Guinea hoqpte n.l. in 1905
andermaal in zijn vroeger bestuursgebied exploraties te gaan
verrichten. Door zijn kort daarop gevolgde benoeming tot Gouverneur
van New-Foundland werd hij evenwel verhinderd aan
zijn voornemen gevolg te geven.
De plaatsbepalingen op dezen sloepentocht moesten berusten
op waarnemingen met de gewone scheepsinstrumenten door den
i en stuurman Y k em a . In de sloepen was. toch geen plaats
meer voor de instrumenten van den heer P. M., in het bizonder
niet voor de 6 daarbij benoodigde Chronometers; ze moesten
dus op de Valk achterblijven. Nóg een sloep er voor aan te
haken, was niet wenschelijk en bovendien niet doeníijk, wijl dit
het eenige op de Valk achterblijvende vaartuigje was en het daar
dus niet gemist kon worden. De opname met kompas en af-
standmeten zoude intusschen voortgezet worden.
Den eersten dag werd voor het middageten om 12“ op een
geschikte piek geland, maar wijl bij het rangeeren der sloepen
bij aankomst en vertrek en door het in- en uitladen der benoodigde
zaken, nog al tijd verloren ging, werd in den vervolge op
dat uur alleen met de stoomsloep voor dreg gegaan. De andere
sloepen haalden zieh dan bij haar langszij, de op den vorigen
avond gekookte rijst en de overige vivres werden nu op den
stoomketel gewarmd, en, na een rustpoos voor machinist en sto-
kers, de dreg weder gelicht en al middagmalende de reis vervolgd.
Tegen half vier begon men er naar uit te zien of zieh een
geschikte piek aan een der oevers vertoonde, waar een kamp
voor den nacht kon worden betrokken. Den eersten dag werd
hiervoor een bamboebosch uitgekozen op een eenigszins hoog
terrein. Maar of het aan de bamboe lag of niet, het bleek dien
avond en nacht zülk een muskietenoord te zijn en zoö bezocht
door aga-aga’s (kleine stekende vliegjes), dat in den vervolge het
mooiste bamboe-terrein met diepe verachting werd voorbijgevaren.
A l was iedereen van een klamboe voorzien, — tegen deze indringers
bleek niemand veilig. Het was in alle richtingen een voortdurend
geluid van slaan, mopperen en jeremieeren; van slapen kwam
dan ook zoo goed als niets en het aanbreken van den dag werd
met vreugde begroet. Den naam „M u s k i e t e n - k am p ” had
deze piek met eere verdiend.
Bij het oprichten van een bivak kreeg al spoedig ieder zijn
vaste werk. Nadat de keuze op de piek gevallen was, de „sleep
was ontbonden en de sloepen zieh ieder tegen den oever of
tegen elkaar gehaald hädden, gingen de Assistent-Resident en
luitenant SCHÄFER aan wal om de piek nader te bekijken; aan
de Soldaten en dwangarbeiders werd dan aangewezen waar ge-
kapt moest worden en waar de teilten en afdakjes zouden komen
te staan. Dr. KOCH verdween spoedig daarop in het woud, om
vöör donker zijn plichten als naturalist te gaan vervullen, terwijl
aan den heer P. M. — nadat hij in de sloep zijn opname en
de aanteekeningen van dien dag had afgesloten -7- de taak ten
deel viel, de grond- en hemelwater-vrije hut op te richten, waarin
de H.H. KROESEN en KOCH met hem den nacht zouden door-
brengen; luitenant SCHÄFER sliep in een klein-model veldtent,
de stuurlieden en de machinisten in de sloepen.
De gemelde driepersoons-hut bestond uit een geraamte van
dünne op het terrein gekapte boomstammetjes, gedekt met pre-
sennings en met achter- en zijwanden van groote bladen. Een
dik bed van bladeren werd dan op den grond gelegd, hierover
een lap imitatie-leer en een reisdeken uitgespreid, de klamboe
er boven gehangen en dan liet de slaapgelegenheid niets meer
te wenschen over. — Niets meer? Nu ja, — een enkele maal
viel de regen wel eens in zulke stroomen neer, dat de rondom
gegraven afwateringsgootjes het water niet meer konden af-
voeren en dus langzamerhand de hut van binnen begon „blank”
te staan — maar dat behoorde toch tot de uitzonderingen. En al