
TO E L ICH T IN G TO T DE PROPORTIE-SCHEMATA.
Alle onderdeelen der figuren zijn geteekend op '/10 van de
werkelijke grootte der deelen, die ze voorstellen. Zoo is figuur I,
die den gemiddelden Papoea-man van de 46 gemeten Papoea’s
uit Merauke voorstelt, op onze afbeelding 16.72 c.M. lang of
V10 van de werkelijke grootte, die 167.2 c.M. bedraagt. Voor
figuur II geldt hetzelfde. De cijfers, die bij de figuren staan zijn
echter die der metingen, en niet door 10 gedeeld. Boven de figuren
is het cijfer der totale lichaamsgrootte aangegeven.
De lengtematen, door loodrechte lijnen voorgesteld, behoeven
geen nadere toelichting. Bij de breedtematen wordt de schouder-
breedte door den onderlingen afstand der acromion-randen uit-
gedrukt; de heupbreedte door den onderlingen afstand der
trochanteren.
De dwarslijn aan het boveneinde der figuren stelt de hoofd-
lengte, de lijn evenwijdig daaronder de hoofdbreedte voor, terwijl
de afstand tusschen de hoofdlengtelijn en het 3^ dwarslijntje
naar onder toe, de totale hoogte van het hoofd (gemeten van
kin tot schedel) voorstelt.
Alle onderdeelen zijn rechts op de figuren met hunne cijfers
benoemd, het cijfer zooveel mogelijk in het midden van het
deel waarop het doelt; de cijfers links bij arm en been gelden
voor de geheele extremiteit. De cijfers van schouder- en heupbreedte
zijn in het midden boven de lijn geplaatst, die van
hoofdlengte en breedte onder de lijn, terwijl het cijfer voor de
hoogte van het hoofd, tusschen het cijfer van de hoofdbreedtelijn
en de onderste grenslijn van de hoofdhoogte, staat.
De hoogte van den schouder staat boven den rechterschouder
aangegeven.
De voetlengte wordt voorgesteld door een horizontale lijn
onder de figuren.
Terwijl nu figuur I en II absolute maten bevatten, geven figuur
III en IV relatieve maten. Hier is de lichaamslengte = 100
genomen en is berekend de verhouding der afzonderlijke deelen
tot de totale lichaamslengte. De figuren III en IV zijn dus
belangrijker dan de eerste twee, omdat we hierdoor de verschil-
lende proporties der deelen tot elkaar en tot het geheel met die
van andere rassen kunnen vergelijken.
Bij het beschouwen der figuren moet vooral in aanmerking
genomen worden, dat, vergeleken met de werkelijkheid, alles tot
is gereduceerd en dus de verschillen veel minder in het 00g
vallen, dan wanneer de figuren op werkelijke grootte waren geteekend;
wat hier natuurlijk niet ging. Zien we dus nu op de figuren
kleine verschillen, dan zijn die in werkelijkheid reeds vrij groot.
Bij beschouwing van figuur I en II valt dadelijk op, dat de
meeste afmetingen van den gemiddelden man die der gemid-
delde vrouw overtreffen. Absolute lengte van den man 167.2,
van de vrouw 156.7, geeft dus een verschil van rond 10 c.M.,
hier voorgesteld door 10 m.M. De schouderbreedte van den man
overtreft die der vrouw met rond 3 c.M., dus hier tot 3 m.M.
gereduceerd. De eenige maat, die bij de vrouwen grooter is, is
die van de heup, correspondeerend met de bekkenbreedte, die
bij de vrouw 3 m.M. grooter is dan bij den man. De armen
der mannen zijn 4.5 c.M., de beenen 7.6 c.M. en de voet 1.6 c.M.
langer dan die der vrouwen.
Nu is het de vraag, of deze verschillen 00k bij de relatieve
maten stand houden; en dan blijkt, dat die zieh niet steeds
handhaven. De Papoea-man heeft relatief bre.eder schouders, nl.
ten bedrage van 1 c.M., relatief smaller heupen ten bedrage
van 1.3 c.M. dan de Papoea-vrouw. De totale armlengte is bij
den man relatief kleiner doch zeer weinig, nl. 2 m.M. De
totale beenlengte is bij den man relatief grooter, nl. 4 m.M.
Dit alles geeft de figuur makkelijk te zien. De beteekenis ervan
moet vooral blijken door vergelijking met andere rassen.
Voor die vergelijking ontbreken echter in het algemeen nog
te veel gegevens, aan den anderen kant is het bijeengebrachte
materiaal zoo heterogeen, dat hierop te dezer plaatse niet nader
kan worden -irigegaan.
Eindelijk nog eene verklaring van het figuur dat geteekend
is binnen figuur I en waarvan schouder, heup, armen en beenen
zijn geteekend met dünnere lijnen, het overige met stippellijnen.
Het is een figuur die voorstelt, hoe de Papoea-figuur zieh ver-
houdt tot het schoonheidsideaal, zooals we dat vinden bij de
beeiden der grootste beeldhouwers en schilders.