
Tegen drie uur kunnen we de lagune binnenvaren, en vinden.thans
na tien minuten roeiens de boomen terug welke ik te voren van
Kiroeroe uitgaande heb doen merken. De verbinding met Kiroeroe
is er dus, al is de mogelijkheid daartoe alleen bij hoogwater aanwezig.
Mij houdt thans de vraag bezig wat er te doen valt. Er moet
een bivak aan de kust zijn, waar de met de schepen aangevoerde
goederen kunnen worden opgeslagen ; dit bivak moet bezet en
bewaakt worden. Een betere plaats dan Kiroeroe is in den naas-
ten omtrek niet aanwezig.
Hetgeen met de Madoereesche koeli’s is voorgevallen heeft
mij slechts gesterkt in de overtuiging, reeds vroeger opgevat,
dat we van hen niet veel hulp zullen ondervinden. Herhaaldelijk
is bij de werkzaamheden aan boord hunne luiheid geconstateerd
kunnen worden, en meermalen heb ik de opmerking geuit dat
zij onbruikbaar zullen blijken. Ze zijn nu bovendien nog verwend
door het luie leventje aan boord, en hebben er eigenlijk geen
trek in aan den wal dienst te doen. De Timoreezen hebben aan
boord steeds goed aangepakt; we zullen echter nog moeten zien
wat ze aan den wal waard zijn met de groote hoeveelheid eigen
goederen die zij met zieh voeren.
Voor den volgenden dag, den io en November, wordt het programma
van werkzaamheden geregeld als volgt. De Madoereezen
vertrekken reeds vroeg längs den Zuidelijken weg naar de bivak-
plaats en maken vandaar een breeden weg naar de lagune tot
zoover het hooge terrein gaat, dus ongeveer tot de merkboomen.
Aan boord worden door de overige koeli’s de Chineesche barak-
ken alsmede atap'pen ingeladen, deze worden ’s middags met
hoog water de lagune binnengebracht. Het programma wordt
uitgevoerd, behoudens het feit dat de Madoereesche mandoer
het beter vindt thuis te blijven. Wel had de dokter gezegd dat
hij mede kon, maar hij voelde zieh nog niets sterk!
Des middags tegen een uur komt de Flamingo ter reede inge-
volge afspraak, behoorlijk volgeladen, met de Anna op sleeptouw.
Des nachts krijgen we een forsche regenbui, als waarschuwing
dat we daarop verdacht moeten zijn.
Met het 00g op een spoedig debarkement moet het bivak den
iien November zoo vlug mogelijk ingericht worden; contrôleur
Se yn e K ok en luitenant ONVLÉE met een detachement militai-
ren vertrekken reeds vroeg daarheen en zullen er blijven, ten
einde bij den bivakbouw zooals ik dien heb aangegeven toezicht
te houden. KALOELIS en de zijnen zullen een eigen verblijf
inrichten op eenigen afstand.
Hij valt erg tegen, K alo e l is . Gedurende de reis is hem steeds
jenever verstrekt als surrogaat voor het opium, dat hij gewend
was te gebruiken en nu moest derven. Het opiummisbruik woe-
kert in deze streken aanzienlijk voort; de Kapitan bleek er 00k
aan verslaafd. Als voornaamste ruilmiddel was dan 00k door den
hadji-handelaar een goede dosis opium medegevoerd, en K aloelis
had niet opgehouden met over buikpijn en zwakte te klagen, 00k
namens den Kapitan, alvorens hem een nieuw voorschot was
verstrekt. Maar toen het er op aankwam diensten te verrichten
was hij zeer traag. Hij wilde zelfs den tweeden dag niet mede
naar Kiroeroe, voorgevende te moe te zijn, en het heeft heel
wat moeite gekost hem toen in den marsch te krijgen; het voorschot
moet hij nog altijd verdienen. De Kapitan heeft beslist
geweigerd te loopen, daarvoor was hij niet geschikt. Hij houdt
zieh nu meer op bij de lieden welke in de baai verblijf houden.
Dezen zijn van plan zieh hier tijdelijk te vestigen onder bescher-
ming van ons bivak, en dagelijks komen een drietal prauwen van
uit hunne schuilplaats naar het Oostelijke einde der baai om te
visschen. ’s Middags terugkeerende, worden ze dan op sleeptouw
genomen, hetgeen bizonder in hun smaak valt. Het visschen
69. Visschersprauw in de Etnabaai. Nov. ’04.