
later van zijne hand in het tijdschrift „Eigen Haard” , jrg. 1905,
p. 475 en v. v.
24. De „Anna” in de Etnabaai bij Kiroeroe. Febr. ’05.
Den i8en Februari verliet 00k de Valk voor goed de Etnabaai,
met bestemming rechtstreeks naar Mëraukë; aan boord bevond
zich het détachement dekkingstroepen onder bevel van den
2en luitenant O N V L É E . — De heeren P. M. en Dr. K O CH maakten
de reis mede, om thans het Bestuurshoofd van Zuid N. G. op
zijn exploratietocht van de Digôel-rivier te gaan vergezellen.
X. DE E X P LO R A T IE D ER D IG O E L -R IV IER ').
a. Inleidende mededeelingen.
Tot in 1903 was het niet bekend dat er even benoorden de Mari-
anne-straat, die Frederik Hendrik-eiland van den vasten wal van
1) Een voorloopig verslag met schetskaartje verscheen hiervan reeds in T. A. G.,
2e Ser., XX II (1905), p. 763— 768. Eenigen tijd later (Nov. 1905) publiceerde de
Maatschappij ter Bevordering van het Natuurkundig Onderzoelc der Nederlandsche
Kolonien in haar Bulletin no. 50, een extract uit het desbetreffend Reisrapport
van de Valk, met uitvoerige schetskaart. — Zie thans IC a a r t V I hierachter.
Z. Nieuw-Guinea afscheidt, eenige groote rivier in zee uitmondde.
Deze kuststreek was het eerst bezocht geworden in 1606
door het jacht Duyfken. Körnende van om de Noord en het
läge land der noordkust van Frederik Hendrik-o eiland ziende,
had men de verschillende uit zee oprijzende kustgedeelten voor
„Eylanden afgemaect” , gelijk in een later Rapport werd mede-
gedeeld. — Van die reis zelve is verder niets bekend ’).
Genoemd Rapport was afkomstig van JA N C A R S T E N S Z ., die
met de schepen Aernem en Peru in Maart 1623, op een ontdek-
kinefsreis naar Nieuw-Guinea en het onbekende Zuidland, ander-
maal deze kust aandeed. Eveneens van uit het Noorden de kust
volgende, was hij ten anker gekomen ongeveer voor den noorde-
lijken ingang der Marianne-straat. Hij bemerkte hier zijn Z. 0 .ken
koers niet meer te kunnen vervolgen, daar de (noord) kust (van
Fr. H.-eil.) zich westwaarts afboog. In zijn journaal teekende hij'
dan 00k a an: „Dese plaetse hebben in de nieuwe gemaecte
Caerte den naam gegeven van K e e rw e e r , ende dat vermits
hem ’t landt alhier Z. W. ende westelijck is streckende.” 2) Hij
was aldaar„ met de schuyten wel gemant ende gewapent naer
lant gevaren” , had onderweg een körte doch minder vriendschap-
pelijke aanraking met „wilden ofte swerten” gehad, die in „4 a 5
canoties van ’t landt naer de jachten toequamen” en was „dies
naer boort geroeijt” . Den volgenden dag was daarop zonder
verdere verkenning de reis om de West vervolgd.
Niet vöör ruim tweehonderd jaar later, werd deze kuststreek
opnieuw door een schip bezocht. Het geschiedde door Z. M.
Brik Dourga in Mei 1826, reizende door de Molukken met de
opdracht tevens de Z. W. kust van Nieuw-Guinea te gaan verkennen;
ditmaal kwam men van om de Zuid. — Na kaap
Valsch „gerond” en de noordkust van Frederik Hendrik-eiland
te hebben längs gezeild, werd voor het eerst de noordelijke
inoe anoe van Straat Marianne ondekt. De Commandant, de luitenant
ter zee K O L F F , kwam daarop met zijn bodem hier ten
anker. Hij zag deze opening evenwel voor de monding eener
groote rivier aan en noemde deze naar zijn schip: de Do u r g a -
rivier, terwijl het noordelijkste punt van Frederik Hendrik-eiland
Kaap K o l f f gedoopt werd.
Na een sloepentocht van vier dagen ter verkenning van den
benedenloop — geen inlanders werden aldaar ontmoet — ging
1) Verg. L eupe ln Bijdr. Kon. Inst. 3, X (18 75 ), p. 3— 5, en 8— 10. Red.
2) Heeres, op. eit. (1899), pag. 28.