
schijn om met de andere gasten kennis te maken; ze waren er
dan zeer op gesteld dat hun naam en die hunner negorij bij de
voorstelling vermeld werden, en maakten hierbij met ernstig ge-
zicht een hoofdbuiging.
Ook de heer D E JONG, Gezaghebber van den Gouvernements-
stoomer, kwam veel met de inlanders in aanraking. Hij had de
vestiging op MÖrauke van het begin af medegemaakt en hem
was bovendien, vöör de komst van den heer S E Y N E K o k , een
paar maanden achtereen door het Bestuurshoofd de waarneming
der Controleurs-betrekking opgedragen geworden. De inboorlingen
duidden hem met den specialen naam van „Kaspaai” aan, mis-
schien een verbastering van „Kaptein” , den titel waarmede de
Javaansche matrozen hun gezaghebber aanspreken. Hij genoot
zelfs dermate hun vertrouwen dat enkelen hun kinderen bij hem
kwamen brengen, wanneer ze voor het halen van hout of andere
boschproducten voor eenigen tijd het binnenland moesten ingaan.
Sommige „goede vrienden” maakten ook a f en toe een reisje
aan boord van den Gouvernements-stoomer mede. Zoo vergezelde
eens een hunner den Kaspaai op een reis naar Thursday-Island.
T e r reede aldaar aangekomen, zag hij van boord a f een grooten
tentwagen met twee paarden (op Z. N. G. onbekende dieren) ovei
den strandweg rijden; met stomme verbazing greep hij den heer
DE JONG bij den arm en riep uit, met de andere hand naar den
wal w ijzen d : „Kaspaai! daar gaat een huis met twee kangoeroe s
er v o o r !”
Behalve paarden, bleken ook rundvee, schapen, geiten enz. op
Zuid-Nieuw-Guinea niet voor te komen. Het groot vee werd voor
voeding van het garnizoen aangevoerd, en van den slachtafval
werd meermalen ’t een of ’t ander door de Papoea s begeerd;
verscheidene hunner droegen bijv. een langafhangenden koeiestaart
aan een riempje om den hals, naast andere ongewone versier-
selen, als ijzeren klinknagels e. d.
Als tegenhanger van de zoo dikwijls ongunstige mededeelingen
over het karakter der bewoners van Merauke en omstreken, in
correspondenties van Indische dagbladen voorkomende, diene het
volgende kleine staaltje van goede trouw.
Op het erf om de woning van den heer DE JONG, werden
door den heer P. M. telkens vöör vertrek en na afloop eener
reis de noodige observaties verricht, voor de bepaling van het
Lengteverschil tusschen Merauke en het bezochte punt. Op een
dier avonden was er een Papoesch echtpaar met een ongeveer
tienjarig kind aldaar te gast; de heer D E JO NG was afwezig. De
ouders sloegen zooals gewoonlijk den waarnemer gade, terwijl
hun spruit zieh onledig begon te houden met het probeeren van
zijn pas gekregen mes op de palen van de omheining. Maar zoo
gauw werd dit niet door hen bemerkt, of er volgde van hun
zijde een gevoelige vermaning om met dat kerven uit te scheiden,
onder de op strengen toon geuite bijvoeging: „Kaspaai-
kombV!” 1).
In de Novemberdagen van 1904 die de heer P. M. te MÖrauke
doorbracht, vergezelde hij het Bestuurshoofd op een tocht naar
de negorij N a w a r r i , op een afstand van anderhalf uur loopens
van de hoofdplaats gelegen. Gewapend geleide werd niet mede-
genomen, alleen een tweetal politie-oppassers bij wijze van „ge-
v° lg • De bevolking, wier Hoofden allen aan den heer K r o e s e n
bekend waren en ook meermalen hem te Merauke bezochten, kwam
den bezoekers heel vriendschappelijk tegemoet en woonde natuur-
lijk met belangstelling later het gebruiken bij van een medegenomen
lunch, onder aanbieding harerzijds van klapper-water; weder-
keerig liet zij zieh de restanten van het maal zeer goed smaken.
Alleen kleine kinderen werden bij het zien der blanken ängstig.
Het was een half uur voorbij deze piek, dat eenige jaren vroeger
de stuurlieden van den Paketstoomer Pdl bij hun aan wal komen
waren „gesneld ; dus wel was de toestand sedert dien er op
vooruitgegaan.
De lieden bewoonden hier dicht bij het zeestrand nog geheel
dezelfde soort primitieve woningen, als die door C a r s t e n s z bij
zijn bezoek aan kaap Valsch in 1623 „hutties, soo cleijn ende
oijlijck” genoemd (p. 23). Hierin leefden zij in den drogen moes-
son; in den regenmoesson werd de strandnegorij verlaten en betrok
men meer binnenslands beter gebouwde huizen; daar werd ook
hun voorraad veldvruchten in schüren opgeslagen.
In tegenstelling met de Molukken en de Z. W. kust van Nieuw-
Guinea — d.i. de kust benoorden Frederik Hendrik-eiland 2), is
hier op de Zuidkust de Oostmoesson de droge tijd. De zwaar,
doorstaande Z. O. winden, die over het groote vasteland van
1} „KombS” duidt het bezit van iets aan, zooals het Maleische „poenja” ; Kaspaai-
kombZ = Kaspaai’s eigendom.
2) De officicele grensscheiding tusschen de Ass.-Residentie Zuid N.G. en de
Afdeeling West N.G. (Residentie Ternate) is volgens Ind. Stbl. 1902, N°. 65 : Kaap
Steenboom. Sinds thans evenwel gebleken is dat deze hoek overeenkomt met het
eilandje Naurio, zal dus dit laatste punt daarvoor moeten worden aangenomen ; verg.
K aa r t . I , en vooral ook de Landverlcenning 1 op K a a r t VI I . Red.