
het Bestuurshoofd van Zuid N. G. gelegen had, om zelf met zijn
stoomer in het voorjaar van 1905 de Digöel te exploreeren, zoo
bood hij thans den heer P. M. aan hem alsdan op dien tocht
te vergezellen. Gaarne aanvaardde deze die uitnoodiging en was
hij daàrbij dan voornemens op die reis de noodige astronomische
plaatsbepalingen in het binnenland te verrichten en een schets-
opname der rivier te vervaardigen. Latere bespreking bepaalde
de maand April — of zooveel vroeger als de colonne uit het
binnenland zoude zijn teruggekeerd — , als het tijdstip waarop
deze Digöel-tocht zoude worden gehouden.
Den 6en December waren de reparatiën aan boord der Valk
beëindigd ; den volgenden morgen vertrok het schip daarop
naar de Z. W. kust, aan boord hebbende het Bestuurshoofd van
Zuid N. G. en den heer P. M., benevens het restant der dekkings-
troepen met hunne vivres.
Na 3 etmalen stoomens werd de Etnabaai beréikt en hier de
Flamingo en Anna aangetroffen. Eerstgenoemde had, volgens af-
spraak, in begin Dec. de Kei-koeli’s aangevoerd benevens vivres
van Dobo, terwijl de Anna met de opname der baai was begonnen.
De heer P. M. ontving hier tevens de eerste berichten van den
Leider van den landtocht, d.d. 2 Dec.; zij waren niet günstig.
Na 12 dagen te voren het landingsbivak verlaten te hebben, was
de colonne thans gevorderd tot de Omba-rivier (den zuidelijken
uitlooper van het Jamoer-meer, 00k wel Oerèma-rivier genaamd).
Zwaar terrein, gebrek aan werkkrachten, en onwil van koeli’s
hadden den aanvoer van vivres en den opmarsch buiten ver-
wachting vertraagd. Siechte gidsen hadden bovendien te noor-
delijk doen trekken.
In verband met bovenvermelde tegenspoeden, schreef kapitein
DE R O CH EM O N T thans reeds het volgende:
„Hoop om binnen gezichtskring Sneeuwtoppen te kunnen lcomen is opge-
„geven, zelfs valt te betwijfelen aan de mogelijkheid tot be'stijging toppen
„Charles Louis gebergte. — Toestand laat zieh thans zeer ongunstig aanzien
„vöoi: wat betreft de te bereiken resultaten; aangezien verbetering niet onmo-
„geiijk is na aankomst Keieneezen zal daarop moeten worden gewacht om een
„definitief oordeel te kunnen uitspreken. Zal nader bericht zenden tegen d r 26
„à 27 December” .
Gelijktijdig kwam er bericht, dat contrôleur S E Y N E K o k
wegens ziekte terugkeerde. Den dag na aankomst van de Valk
kwam h ij, tegemoet getrokken door Dr. K O C H , in het bivak te
Kiroeroe aan ; door zware koortsen en maagkrampen was hij
zoodanig verzwakt, dat hij het laatste gedeelte van den terugweg
was moeten worden gedragen. Wel stelde de Assistent-Resident
hem voor, m.ede naar MSrauke terug te gaan, om van daar naar
Java geevacueerd te worden, doch de heer S e y n e K o k wilde
de Etnabaai nog niet verlaten, daar hij hoopte hier voldoende
te herstellen om over eenigen tijd het binnenländ weder in te
trekken.
Hoewel sedert de klacht over gebrek aan werkkrachten was
geuit — de opmarsch was begonnen met Madoereezen en
Timoreezen — , intusschen ongeveer 50 koeli’s van Kei en 20
van Merauke waren aangevoerd, was toch meerdere versterking
noodzakelijk. Hierover was reeds met den Controleur der Kei-
eilanden, den heer S c h a d e e , in overleg getreden en, even behulp-
zaam als vroeger, had deze ambtenaar 00k voor het aanwerven
van een tweede bezending dragers zijne zoo gewaardeerde mede-
werking aangeboden. Daar ze van verschillende eilanden der
Kei-groep bijeen gezöcht moesten worden, zouden zij niet vöör
ongeveer 16 ä 18 December ter inscheping gereed staan. De reis
daarheen en naar Dobo, tot verderen aanvoer van vivres en het
innemen van kolen, wilde de heer P. M. nu tevens benutten
voor het nemen van eenige astronomische plaatsbepalingen op
de Westkust.
Bij het in deze dagen aan het landingsbivak gebrachte bfezoek,
bleek het hoezeer dit, dank zij de goede zorgen van den bivak-
commandant luitenant O n v l e e , sinds de eerste dagen van het
debarkement in bewoonbaarheid gewonnen had. Na een wandeling
van 2 ä 3 minuten längs een boschpad, werd van de landings-
plaats a f het snelstroomend riviertje met grindbodem bereikt,
waarvan het heldere water voor alle benoodigde doeleinden werd
gebruikt. Een brug, op twee jukken rustend, voerde er overheen,
links stroomafwaarts bevond zieh de badgelegenheid. De weg
liep aanstonds naar boven längs een vrij steil pad naar een
grooten heuvel, waarop de voornaamste gebouwtjes waren opge-
richt. Het grootste werd gevormd door een ongeveer 40 meter
lange loods van Chineesch-barakkenmateriaal, evenwijdig staande
aan het ondiepe ravijn door de rivier gevormd. In deze loods was
de bivakcommandant en het detachement militairen onder dak
gebracht en daartegenover stond de hoofd-goedang of -schuur,
van boomstammen vervaardigd, waar het meerendeel der vivres
op rekken 2 ä 3 hoog zorgvuldig lag opgestapeld; op eenigen
afstand waren nog een paar kleinere goedang's neergezet. De
afdekking was voor alle: atap-matten. Het terrein rondom de