
Aanwijzing van den S c h a l e n k r e u z - A n em om e t e r van
hU E S S , aan boord van het Gouv. S.S. Lombok liggende in de
rivier vöör Merauke, door den Gezaghebber opgenomen:
D a t um. T ij d. Windrichting. Snelheid in M.
per seconde.
25 Aug. ’04. 3 N.M. Z. 5—5 V2
26 » » geheelen dag Z.O.— Z. 3 7a—4
27 » » 3 n .m . z. 5
28 y) » I I V.M. z.o. V/a
29 n » 9 V.M. z.o. 4
» » » 2— 3 N.M. z. 4—9
» » » 9 N.M. Z.O. 3
30 » n 6 V.M. z.o. I
» » » 2'/.2 N.M. z. 4— 5
ÎJ » » 3 N.M. z. 5 - 8
I Sept. » 6 V.M. z.o. 1
n ;. » n [ i 7 r i 2 i/2nM.| z.
001
in
6 D » 1 8 V.M. z.o. 8
Vöör ik dit verslag eindig, kan ik niet nalaten mede te deelen
hoe ik gedurende mijn geheele reis, doch vooral te Merauke,
getroffen werd door den aanblik van den sterrenhemel, die wan-
neer de lucht onbewolkt was met bijzondere pracht schitterde.
Gaf al de veranderde stand van de sterrenbeelden, die we op
onze breedte zien, een anderen aanblik aan den hemel, zoo
waren het vooral enkele beeiden die me troffen; met name de
Schorpioen was een der meest schitterende. Orion, die bij ons een
der schoonste is, trof me minder, vooral wanneer hij in het
zenith stond, daardoor kleiner scheen, en minder in het oog
viel dan wanneer we hem op onze breedte van het oosten näar
naar het ^westen zien bewegen in onze lange winternachten,
waarbij hij nooit het zenith bereikt.
Bijzonder boeiend was het Zodiakaal licht, dat ik bij ons nog
slechts zelden en dan nog meest flauw had zien schijnen, Boven
den oceaan en te Merauke zag ik het zeer veel na zonsonder-
gang. Zoo teekende ik 3 en 5 Maart 1904 bij het varen door
de Roode Zee en 5 Mei 1905 te Merauke aan, dat dit licht
bijzonder krachtig was.
Wat me verder trof, omdat ik het te voren nooit had gezien,
was het optreaen na zonsondergang van lichtbundeis, die als de
spaken van een reusachtig rad van uit het centrum der ondergaande
zon over een groot deel van den hemel te aanschouwen
waren. Ik heb dit verschijnsel herhaaldelijk gezien en er körte
aanteekeningen over gemaakt. Eerst bij mijn thuiskomst vernam
ik dat dit de zgn. schemeringsbundels waren (rayons crépusculaires
der Franschen).
Den eersten keer zag ik ze bij zonsopgang boven het land
uit den trein op 3 April 1904, ’s morgens te 5.30 van Maos naar
Soerabaja sporende; het verschijnsel duurde van 5.30 tot 6 uur.
De andhre keeren zag ik ze altijd tijdens zonsondergang en
meestal boven de zee. Zoo op 14 April 1904 te Mëraukë, toen
ik even na zonsondérgang een blauwachtigen stralenbundel op-
merkte met het uiteinde naar het Z. W. gericht.
Toen we 7 Mei 1904 met de Lombok in de Arafoera-zee lagen,
West van N.-Guinea, zagen we een prächtigen zonsondergang. Even
vöör zonsondergang zag men stralen in het Oosten tegenover de
ondergaande zon divergeerende uit een punt onder den horizon
gelegen; deze waren geelwit van kleur. Tijdens den ondergang
was de lucht in het noorden eigenaardig wollig rood en waren
in het westen roode en groene stralenbundels te zien.
Op 21 Oct. 1904 tegen zonsondergang zag ik in het Westen,
terwijl we met de Valk in de Arafoera-zee stoomden, licht-
bundels sterk afstekende tegen de azuurblauwe lucht; ze waren
in het midden groen rood, doch hoogerop werden ze wit.
Op - iS April 1905 op de Valk voor anker liggende in de
Digöel, vertoonde zieh ’s avonds tijdens zonsondergang, een staal-
blauwe lucht in het oosten, tegen welke lucht straalvormige
lichtbundeis afstaken.
Op 30 Maart 1905 op de Valk, die in de Digöel-rivier voor
anker lag op dezelfde plaats als op 15 April, zag ik tegen zes
uur in het Oosten witte stralenbundels tegen een blauwen achter-
grond, körnende uit een punt even beneden den horizon. Het
verschijnsel duurde ± 20 minuten.
Op 3 Mei 1905 te Mëraukë zag men even na zonsondergang
groene stralenbundels in het W.N.W., hl. 2 stralen aan de N.W.-
zijde van de ondergaande zon.
Op 11 Mei 1905 te Mëraukë even na zonsondergang was weer
een bijna loodrechte naar het N.W. gerichte stralenbundel te zien.
Volledigheidshalve vermeld ik nog dat ik ééns een ringvormige
zonsverduistering waarnam op 17 Maart 1904, bij de uitreis a/b der
Koning Willem /, in de Straat van Malaka, die te 12.15 haar
hoogtepunt bereikte. Het daglicht werd toen belangrijk getem-
perd, de lucht kreeg een eigenaardig vaalgrijze tint, die eenigszins