
den, en de Australische fir'ma hief hare branche aldaar weder op.
Na terugkomst van de Digöel-exploratie moesten de heeren
KOCH en P. M. nog een paar weken te M&raukS op het vertrek
der eerstkomende mailboot naar Java wachten. Half Mei scheepten
zij zieh hierop in en verlieten daarmede voor goed deze gewesten.
Veel gegevens op verschillend gebied waren verzameld, veel
ervaring in onderscheiden richting was opgedaan, veel herinne-
ringen, zoo aangename als minder opwekkende, werden medege-
nomen. Die laatste zoo spoedig mogelijk van zieh afgezet, en
alleen de goede behouden en herdacht, :— en dan treedt daarbij
van zelve blijvend op den voorgrond de herinnering aan al wat
in de afgeloopen tijden in zoo ruime mate bij de voorbereiding en
uitvoering der zaak aan steun en Sympathie was ondervonden.
Die waardeering zal zeer zeker ook later kühnen worden uit-
gesproken door hen, die het voorrecht zullen hebben te mögen
voltooien hetgeen thans onafgedäan heeft moeten blijven.
Na terugkeer op Java, werden nog verschillende zaken de
expeditie betreffende, zoo finantieele als andere, afgewikkeld, en
onderscheidene bezoeken aan autoriteiten gebracht.
Aan den sedert opgetreden Landvoogd, Z. E. den luitenant-
generaal J. B. V A N H e u t s z , werd aan het einde van alle be-
moeiingen door den Vertegenwoordiger voorloopig de eerbiedige
dank van het Genootschap overgebracht voor al hetgeen waar-
niede de Indische Regeering de zaak van den aanvang af tot
aan het einde had willen steunen.
22 Juni 1905 keerde daarop de heer P. M. uit Indie naar
Nederland terug. Dr. K och was onderweg op Lombok achter-
gebleven en kwam, na ook nog Bali en het binnenland van Java
te hebben bezocht, einde Augustus in Europa aan.
En hiermede behoort de Z. W. Nieuw-Guinea Expeditie van
1904/5 tot het verledene. — De resultaten zijn door samenloop
van omstandigheden anders en niet zoo groot geweest, als aan-
vankelijk gedacht werd. Misschien was de verwachting te hoog
gespannen. Maar toch mag gezegd worden dat hetgeen aan tijd
en moeite en kosten aan deze zaak gegeven werd, zal blijken
in ruime mate te hebben bijgedragen tot vermeerdering der kennis
van dit tot heden nog vrijwel onbekende deel der Nederlandsche
bezittingen in Oost-Indie.
Direct en indirect in verband met de afgeloopen expeditie, is
thans een tot heden steeds ontbroken hebbende kaart verkregen
der geheele Z. W. kust van Nieuw-Guinea, van de Etnabaai af
tot aan Straat Marianne, met vastlegging van eenige punten waar-
aan later eventueele triangulatie zal worden verbonden; op alle
plaatsen kan deze kust thans van uit zee worden aangeloopen,
terwijl de beneden- en bovenloop van verschillende daarop uit-
mondende rivieren nader werd verkend. De namen van de schepen
van Doorn, Lombok, Flamingo en Valk zullen daarbij steeds in
herinnering blijven. — Daarnevens is in kaart gebracht de land-
streek beoosten de Etnabaai, met de uitloopers van het Charles
Louis-gebergte, het westelijk einde van het hooggebergte in Neder-
landsch Nieuw-Guinea.
Doch diep in het binnenland wacht de groote bergketen met
haar hooge toppen „wit met snee bedect” , in stilte en eenzaam-
heid, alsnog op nadere verkenning.
Dat geen jaren meer mögen verloopen, voor het aan het
K. N. A. Genootschap of een der aanverwante Vereenigingen
gegeven zij, dit werk te volbrengen.
..*