
we helaas al te dikwijls in zeer gezwollen toestand aantroffen
en die soms dagen oponthoud veroorzaakten, wanneer zij' niet
te doorwaden waren. Waarbij nog kwam, dat de koeli’s weldra
van ziekten te lijden hadden, heimwee kregen, onwillig werden
om te werken, en ten slotte staakten door eenvoudig weg te loopen.
Te verwonderen is het daarom niet, dat het verst bereikte
punt in. rechte lijn niet meer dan 47 K.M. van de Etnabaai
verwijderd ligt ; dit punt werd reeds met de uiterste krachts-
inspanning bereikt, en een verder doordringen was onder de
gegeven omstandigheden absoluut onmogelijk. Niet minder dan
56 dagen hadden wij voor het bereiken van dit punt noodig,
en na een door het wegloopen van de koeli’s gedwongen verblijf
van 13 da'gen aldaar, werd, nadat eenige koeli’s weder terug-
gekomen waren, de terugtocht aanvaard, die 20 dagen duurde.
Overlast van de bevolking hadden wij gelukkig niet, ofschoon
ik overtuigd ben, dat wij gedurende het grootste gedeelte van
den tocht door inboorlingen bespied werden, die 00k dicht bij
het uiterst bereikte punt door een onzer koeli’s op eenigen af-
stand in het bosch werden gezien.
Overziet men de uitgestrektheid van het bereisde gebied —•
verg. K a a r t V I I — , dan zal men tot de overtuiging komen, dat,;
wil er ooit iets van een topographisch-geologisch onderzoek van
het reusachtige Nederlandsch Nieuw-Guinea terecht komen, men
over geheel andere middelen zal moeten beschikken, dan ons
ten dienste stonden.
Den igden November 1905 werd het bivak Kiroeroe, dat
± 750 M. van het oostelijke einde der Etnabaai lag, opgebroken.
Gedurende bijna de geheele route was ik genoodzaakt het op
te meten tracé te volgen, daar ik tevens als opzichter over de
koeli’s fungeerde em bij de opmeting zoo noodig assisteerde.
Slechts ééns, tijdens de opmeting längs de Aroe-rivier, scheidde
ik mij van DE R O CH EM O N T , en volgde een voetpad längs den
voet van het gebergte.
Van het bivak Kiroeroe loopt het pad eerst 1250 M. over
alluvium, dan begint het terrein te klimmen; tot 100 M. zijn
slechts zelden vaste lagen te zien, meestal klei met brokstukken
schiefer, diabaas en kwartszandsteen (gesteente-monsters N°. 1— 4),
terwijl N°. 5 van vaste schieferlagen geslagen werd ; het is dus
waarschijnlijk, dat zoowel schiefers als eoceene zandsteenen in
den ondergrond aanwezig zijn. Bij ± 100 M. b. zee begint vaste
alveolinen-kalksteen, waarop men tot 450 M. klimt, dan tot de
Perei-rivier (370 M.) daalt, om vervolgens weder tot 450 M. te
i ------------------------------------ J.Y1, CI1 uan loopt
het pad afwisselend klimmende en dalende eerst over kalk, dan
over .zandsteen naar de Omba-rivier, die hier slechts 17 M. b.
zee ligt. Op verschillende hoogten werden van den vasten kalk-
steen de monsters N°. 6 - 1 2 verzameld, terwijl in eene kleine
nvier rolstukken van zandsteen (N°. 13) en van andesiet (N°. 14— 16)
werden aangetröffen. '
Voorbij ^(benoorden) de Perei-rivier bevat de kalksteen op
plaatsen^ dikke andesietgangen ter zwaarte van 40 en 10 M.
R = 130°, H = 8o° Noordoost. Verzameld werden bij den eersten
gang _ ± 2 0 0 M. b. zee — kalksteen (N°, 17), andesiet van
den gang zelf (N°. 18), en een contactproduct (N°. 19) ontstaan
door inwerking van den andesiet op de kalk. Na d e . groote
daling werd bij 80 M. b. zee een rolstuk andesiet (N°. 20) aan-
getroffen, en dan komt, even voor het kleine riviertje Papare de
tweede andesietgang, waarvan de monsters N°. 21 en 23, benevens
. ’ 24 van een Sroot los andesietblok, werden geslagen. N°. 22
is zeer verweerd, maar schijnt een contactproduct te zijn.
Voorbij de Papare-rivier loopt het pad längs den voet der
heuvels, en zijn kwartszandsteenen in lagen (N°. 25 en 26) ont-
bloot, die dus hoogstwaarschijnlijk onder den kalksteen W e n .
Richting en helling waren echter nergens goed te meten, daar
het gesteente zeer verweerd is. Wat de ligging van den kalk-
s een betreft, zoo is deze nergens in dünne lagen afgezet, maar
steeds compact en in dikke lagen afgezonderd, die, zooals het
mij toescheen, geheel of nagenoeg horizontaal liggen. De dikte
er eoceene kalkförmatie moet dan ongeveer 350 M. bedragen
terwijl die van den onderliggenden zandsteen onbekend is.
H H i?mba met ziJtakken komt ult het Noordoosten, en
wordt door W i c h m a n n Oerama genoemd; door een zijtak, de
a Oedoe staat zij met het Jamoer-meer in verbinding, welks
water zij afvoert W In ons gebied loopt zij eerst zuidoostelijk,
dan zuidelijk, neemt hier den grooten linkerzijtak Aroe op en
stroomt dan in hoofdzakelijk zuidwestelijke richting naar kaap
Boeroe met ver van den ca. 1400 M. hoogen berg van dien naam
e groote alluviale vlakte benoorden deze kaap is waarschijnlijk een
groote delta van de Omba-rivier, die noordelijk begrensd wordt
door het hooge terrein, dat wellicht een voortzetting is van de
mioceene gesteenten van het eiland Lakahija
. , ° P h£t punt waar wiJ a^n de Omba-rivier kwamen, en dat
• 1) Bulletin N°. 47 der Mij. t. bev. v. h. Natuurlc. Ond. d. Ned Kol n„l
van de Nieuw-Guinea-expeditie), bld. 7 en kaartje.