
morgen m’neer” , een groet dien hij steeds ten beste gaf,w e lku ur
van den dag het ook was. In hooge mate afkeerig van arbeid, onttrok
hij zieh aan elk bevel ; liegen deed hij prächtig. Arak gebruikte
hij gaarne en het was onder den invloed daarvan dat hij ruzie
had gezöcht. De gebetene was een eenvoudig, gewillig man, die
vroeger in het Indische leger gediend had en dit had moeten
verlaten wegens lichaamszwakte; hij bleek ook later voor zijn
persoon gewillig te zijn, maar niet in staat tot het uitoefenen
van eenig overwicht op de koeli’s.
Voor het materieel welzijn van de drie Europeesche deelnemers
werd gedurende het verblijf te Mëraukë op onbekrompen wijze
gezorgd door Contrôleur en Assistent-Resident, die het Genoot-
schap de beleefdheid bewezen in onze voeding te voorzien ;
terwijl eerstgenoemde den dokter sinds diens aankomst in April
in zijne woning had opgenomen.
65. Contrôleur J . Seyne Kok (rechts), en de gezaghebber der „Lombok",
W. de Jong (links). Juni ’04.
C. H E T N A D E R O N D ER ZO E K V A N DE
O E T Ä KW A (OF TAN IA ).
(28 Sept.— 3 Oct. ’04) ')
In dezen tijd — 25—26 Sept. ’04 — > welke aldus met confe-
reeren en plan-maken werd doorgebracht, had de commandant
Smit eene verkenning gemaakt in den Tania-mond; het was
hem daarbij gebleken, dat de door de Lombok reeds verkende
rivier niet de eenige was welke hier hare wateren loosde; eene
andere rivier van minstens even groote capaciteit was aangetroffen
en bleek over den afstand waarover zij was opgevaren groote
breedte te behouden, zoodat hij den indruk kreeg met een
mächtigen stroom te doen te hebben, wellicht de hoofdrivier.
De reeds eerdér onderzochte zou dan een zijtak kunnen zijn.
In den namiddag van den 2y^eu ging ik met een detachement
van tien militairen over aan boord van de Anna. Behelpen was
1) Op den avond van 24 Sept. ’04 was de Lombok, gezaghebber W. DE J o n g , van
Mëraukë bij de verzamelplaats aan de Oetäkwaaangekomen — z i e A l g eme e n Ver-
s l ag, p. 58— 59 hiervôôr — , met aan boord ass.-resident R r o e se n , kapitein d e R o c
h em o n t , en contrôleur S e y n e K o k ; de HH. K o ch en M o e rm a n waren voorloopig te
Mëraukë achtergebleven, tot er beslist zou zijn omtrent de plaats van een landingsbivak
aan de kust. Dien avond overhandigde kapitein DE R o ch em o n t aan den Vertegen-
woordiger K. N. A. G. zijne nota dd. „Merauke, 21 September 1904” , waarin hij
„ten sterkste de dadelijke voortzetting van de expeditie” afried, en aanbeval „thans
eene aanvang (te maken) met de kustverkenning zoover als noodig is, om de meest
geschikte rivier te bepalen, dan kan men rekenen dat zulks in 2 maanden tijd kan
zijn afgeloopen” . Zijne nota verzekerde aan het slot: „wil men toch thans door-
zetten . . . . welnu, het onmogelijke zal beproefd worden, het mogelijke gedaan” .
Voor het resultaat van de nu van 25— 26 Sept. gehouden besprekingen zie het
A l g eme e n V e r s l a g , p. 60— 63 hiervôôr. Als gevolg der eindbeslissing zoude
kapitein' d e R o ch em o n t , tijdens de Vertegenwoordiger K. N. A. G. per Flamingo
naar Dobo (Aroe-eil.) ging om voor tijdelijk opschuren van vivres en materiaal te
zorgen, de Oetäkwa nader opnemen met de Anna; terwijl de Commandant van de
Flamingo, de luitenant ter Zee I e klasse F. S m it , haar in deze dagen opnieuw
onderzocht had, na verkenning van deze rivier op 9— 12 Sept. door luitenant
O n v l é e en contrôleur S e y n e K o k per Lombok van Mëraukë uit (zie A l g eme e n
V e r s l a g , p. 59— 60 hiervôôr). — Zie voorts K a a r t V, linker plan. Red.