
hoeft ook maar een weinig weer onze manualen, b.v. bij boerinnen,
zieh voor te stellen, om te weten dat in deze beweging ver-
legenheid met zin to t lachen gemengd was, terwijl de opgeheven
hand daarbij den lust tot lachen nog raeer trachtte in te houden.
Een der vrouwen waarvan een foto op het strand genomen is
vertoont hier wat ik bedoel (126). Ook V AN DER S A N D E releveert
126. Manuaal van verlegenheid plus lachlusi te Nawarri,
beZ.O. Merauke. A u g . 1904.
dezen eigenaardigen geste van Noord Nieuw-Guinea en beschouwt
dien als een uitdruklung van verbazing (gesture of astonishment) ’),
mijns inziens minder juist.
Wat gevoelsindrukken bij deze menschen betreft, nog het
volgende.
Een paar malen gebeurde het dat we gedurende een of twee
dagen uren-lang omringd waren door eene menigte prauwen,
f l ! Nova Guinea. Vol. III. Ethnography and Anthropology by G. A. J. van der
San d e , Leyden 1907, pag. 319; en zie de daarop betrekking hebhende fig. 170 tegen-
över pag. 272, Ook maakt daar eene vrouw op fig. 213 tegenover pag. 352 eebigs-
‘zins dat manuaal, maar meer koket.
die met ons ruilhandel onderhielden. Dan kwamen de. Papoea’s
bij gedeelten een bezoek aan boord breiigen, en was er een
vriendschappelijk en hartelijk onderhoud met de schepelingen-
Tweemaal nu is het voorgekomen dat we bij ons vertrek enkele
oogenblikken door hen werden vergezeld, waarbij ze dan met
alle macht pagaaiden; daarna hielden ze op en bleven ons een
tijd nastaren. Dan verhief zieh opeens uit de meest nabijzijnde
prauw een hevig klagend geluid, en bleek een der mannen uiting
te geven aan smartgevoel wegens ons vertrek; een uiting die
geruimen tijd aanhield. Of dit een werkelijke uiting was van
smart, dan of het slechts een bij het scheiden in acht genomen
gebruik was, durf ik echter niet beslissen. Dat het op ons een
sympathieken, zelfs aandoenlijken indruk maakte, spreekt wel
vanzelf.
Geheei anders was de indruk ondervonden bij een exploratie-
tocht op de Digöel, toen we met de stoomsloep eenige huizen
längs den oever passeerden. Een eigenaardig onheilspellend lang-
gerekt „Oeuw-Oemv’ werd ons toegeroepen, en eenige mannen,
blijkbaar in hevige opwinding, hielden pijl en boog op ons gericht 1
iö. Müziek en dans. — Het gezang der Papoea’s klonk meestal
eentonig, nl. in dien zin, dat voortdurend dezelfde melodie tot
in het oneindige Iwerd herhaald; evenwel klonk db melodie-
zelve vaak opgewekt.
Gelegenheid om een groot dans- o f zangfeest (zie) bij te wonen,
heb ik niet gehad. Deze feesten hebben bij allerlei plechtig-
heden plaafs en zijn volgens ooggetuigen soms zeer indrukwekkend.
Dikwijls komen bij- heldere maan of bij het schijnsel Van vuren
de menschen van bevriende dorpen daartoe bij elkaar. Het
dansen en zingen heeft hoofdzakelijk- door mannen plaats.
A f en t.oe hoorde ik wel eens een enkelen Papoea wat neurien,
of een liedje zingen. Eens schreef ik de woorden op den klank
af neer, toen een vrouw op mijn verzoek een liedje zong. De
zangwijs en de woorden die ik opteekende gaan hiernevens:
D. C.
be - eng-go - oi be - e - ko - ö - ra
be - e-koe-oer-ke sa-ha-äm-ke
o - ho - me-he o - ör - ko - 1 - ma