
het middelpunt der zon den denkbeeidigen middeldraad passeerde.
De 8 topsafstanden werden nu paarsgewijs N. Z., Z. N. enz.
gemiddeld, doch om de voor elk paar geldende aanwijzing Chronometer
te verkrijgen, was het niet geoorloofd ook de bij elk paar
behoorende aanwijzingen eenvoudig te middelen. Uit de onge-
lijkheid der dradenintervallen bij twee op elkaar volgende waar-
nemingen, bleek toch dat de rijzing van het hemellicht niet
meer eenparig met den tijd geschiedde; daartoe stond het niet
dicht genoeg meer bij den eersten vertikaal.
De correctie die hiertoe op de gemiddelde aanwijzing Chronometer
moest toegepast worden, om deze te doen gelden voor
den gemiddelden topsafstand, werd gevonden door de benade-
ringsformule :
/ sin. t cos. § cos. Cp \ i / 2 sin.:1 '/2 (T— ®)\
Correctie = t — ■ tg_ ^ sm_ ? “ ) X „ ^ ¿ r Y Y ' )
Er werden aldus verkregen 4 paar topsafstanden met bijbe-
hoorende aanwijzingen Chronometer. Nu werd gecombineerd het
ie paar met het 3e paar en het 2e paar met het 4e paar en elk
dier combinaties afzonderlijk beschouwd als het in de Stuurmans-
kunst bekende vraagstuk: „Breedtebepaling door twee waarnemingen
van hetzelfde hemellicht, eenigen tijd na elkander.
Bij de oplossing hiervan, een der bekende benaderingsmethoden
(Lobatto en Hazewinkel, Douwes of anderen) te gebruiken, was
niet geoorloofd, daar de omstandigheden — o.a. klein tijdsver-
loop tusschen i e en 3e of 2e en 4e paar (±: 20m) hiertoe te
ongunstig waren. De in B R O UW E R , Handleiding tot de Theoretische
en Practische Zeevaartkunde, 2en druk, op pag. 162 gegeven z.g.
rechtstreeksche oplossingsmethode is dit feitelijk niet en was dus
evenmin bruikbaar, en dientengevolge werd het vraagstuk opge-
lost volgens de strenge formules afgeleid uit de pooldriehoeken.
Het verschil der aanwijzingen Chronometer tusschen ie en 3e en
tusschen 2e en 4e paar werd daarbij tot Waren Tijd herleid met
inachtneming van de verandering in gang en in tijdsvereffening, en
overigens met 7-tallige logarithmen gewerkt, ten einde bij de
gegeven minder günstige omstandigheden zoo weinig mogelijk
te verwaarloozen. Het resultaat van ie en 3e paar, oc. N. Z. en
N. Z., werd nu gemiddeld met dat van 2^ en 4« paar, oc. Z. N.
en Z. N., alle invloed van oculairstanden was dus uit het finaal
gemiddelde verdwenen en alle 8 zenithafstanden gebruikt.
1) Dr. J. A. C. O u d em a n s . Handleiding v o o r Tijds-, Breedte- en Azimuthbe-
paling met het Un. Instrument. Utrecht, Bosch & Zn., 1884, pag. 11.
Dezelfde oplossingsmethode werd gebruikt bij een combinatie
van i e en 4^ paar, gevende een grooter dus günstiger verschil
tusschen de bijbehoorende aanwijzingen (± 32m); de oculairstanden,
resp. N. Z. en Z. N., deden hier het resultaat onmiddellijk
vrij zijn van allen invloed hiervan; de gevonden breedte was, of-
schoon slechts de eerste twee en de laatste twee zenithafstanden
gebruikt waren, tot in secunden gelijk aan het bovenvermeld
finaal gemiddelde uit alle 8 zenithafstanden. Een combinatie van
2e en 3e paar was niet bruikbaar, wijl het verschil tusschen de
bijbehoorende aanwijzingen (+ io “ ) te klein was en hierdoor
een fout daarin, tengevolge van onjuiste waarneming der be-
trokken passages, te grooten invloed op de breedte zoude krijgen.
Ten slotte werd nog een andere combinatie gebruikt, waarbij-
eveneens de invloed van verschil in oculairstand werd geelimineerd
en wel door middeling van de eerste 4 en van de laatste 4
zenithafstanden; elk gemiddelde (N. Z. Z. N.) alsdan als een waarneming
van het hemellicht beschouwende. Het verschil tusschen
de twee bijbehoorende gemiddelde aanwijzingen Chronometer,
gecorrigeerd voor niet-eenparige rijzing, bedroeg evenals bij de
eerste combinatie ± 19 min. Deze uitkomst gaf een breedte eenige
secunden verschillende met de twee volgens vorige combinaties
verkregene, maar aangezien er geen overwegende reden was
minder gewicht aan haar dan aan de andere toe te kennen,
werd het eindresultaat afgeleid uit alle 3 de combinaties; hierbij
werd evenwel rekening gehouden met het aantal zenithafstanden
bij elk der berekeningen gebruikt.
Nog dient vermeld dat deze observatie onder overigens günstige
omstandigheden was genomen en de waarneming als zoo-
danig dus vol vertrouwen verdiende. Het resultaat zal waar^
schijnlijk niet veel afwijken van dat eener meer rechtstreeksche
breedtebepaling, al kostte het vrij veel meer becijfering.
3. D e R E SU L T A T EN D ER W A ARN EMIN G EN .
Allereerst yolgt hier de opgave van de correctien der tijd-
meters zooals die uit de tijdsbepalingen gevonden zijn; daarna
de uit die correctien berekende lengte-verschillen; vervolgens
een overzicht der breedtebepalingen, en ten slotte het uit de
waarnemingen afgeleide eind-resultaat. Tevens is, tusschen p. 346
en 347) aan dit verslag toegevoegd een schetsteekening van het
terrein der observatieplaatsen.