
T a b e i V I . V o e t m a t e n .
Groep.
Voetlengte. Voetbreedte. f Voetindex.
Aantal
Abs. Rel. personen. Abs. 1 Rel. Abs. Rel.
I. M. 26.3 (3°) 15-9 H l (39)E i 38.4 ■ 23.3 —
V. 24.7 15-8 9-5 6.1 ■ 38.5 24-5 16
II. M. 26.1 15-9 10.2 6.2 1 39 -i 23.8 14
V. 23.2 iS -4 8.8 5.8 37-9 24.4 2
III. M. 25-7 15.6 10.3 6-3 40.1 24.4 9
V. 24.0 I 5-8 9.0 5-9 37-5 24.6 1
IV. M. 25.0 16.7 10.0 6.4 40.0 25-7 10
V. M. 23-7 15-3 8.7 5.6 36-7 21.4 5
22.5 i 5-i 1 8.0 | 5-4 i 35-5 I 23.6 1
De eerste en tweede groep kenmerken zieh door de aanzien-
lijke lengte van den voet.
De voetlengte bij groep I is ook langer dan bij de mannen
van de Humboldtbaai en van het Sentani-meer; daar vindt men
resp. 25.4 en 25.1. De handbreedte komt overeen.
Bij de tabellen van de lengtematen der extremiteiten voeg ik nu
nog eene over den omvang der ledematen. Velen van de gemeten
personen maakten den indruk van magerheid. Ik bepaalde den
grootsten omtrek van den bovenarm en den kleinsten van den
onderarm (pols), den grootsten van het bovenbeen (dij) en van
het onderbeen (kuit) met het volgende resultaat:
T a b e l VI I . Omv a n g de r l e dema t e n .
Groep.
Bovenarm. Onderarm.
Pols.
Bovenbeen.
Dij.
Onderbeen.
Kuit. Aantal
Abs. personen. • Rel. | Abs. Rel. | Abs. Rel. | Abs. : Rel.
I. M. 26.6 (26) 15-9 17-5 (26) 10.5 50.7 (26) 3° 3 35-2 (32) 21.0
V. 26.0 (11) 16.6 16 .4 ( 1 1 ) 10.5 50.4(11) 32.2 32-5 20.7 16
II. M. 2 6 .3 (1 1 ) 16.0 16 .2 ( 1 1 ) 9*9 46.8 (7) 28.6 33-o 20.1 14
V. 22.0 14.6 12.5 8-3 43-5 28.8 27.5 l8.2 2
III. M. 27.1 16.4 16.2 9.8 48.0 29.2 32 9 20.0 9
V. 22.5 14.8 15.0 9.8 39-o 25.6 28.0 18.4 1
IV. M. 26.3 (5) 16.9 16.1 (5) 10.3 48.4 (5) 31-1 33-4 21.4 10
V. M. 24.6 15-8 14.7 9-5 44.2 28.4 30.1 *9-3 5
v -1 22.0 14.8 16.0 10.8 46.5 31-3 1 28.0 1 l8.8 1
Belangrijke verschillen der gemidde^den komen hier niet voor,
wat te verwachten was. In het algemeen zijn de gefallen be-
trekkelijk laag. Wel valt op, dat de relatieve dijomvang van
groep I grooter is bij de vrouwen dan bij de mannen. Ook moet
ik hier opmerken dat, zoowel in natura als op de photographien,
de menschen vooral bij den eersten indruk dünne kuiten schijnen
te hebben, terwijl de Rotinezen vooral en de Javanen op mij
den indruk maakten van zeer ontwikkelde kuiten te bezitten. Bij
het meten van den kuitomtrek nu vond ik, dat de Papoea’s van
groep I in absoluten kuitomvang de Rotinezen en Javanen iets
overtroffen en die van groep II slechts zeer weinig van hen ver-
schilden, terwijl zij in relatieven kuitomvang ongeveer met hen
gelijk waren.
Voor genoemden indruk bestaat dus wel grond, in zooverre
als men bij de längere lichaamslengte ook belangTijk dikker kuit
verwacht; toch moet ik aannemen, dat zoowel de volkomen
naaktheid als de donkere huidkleur, die vooral een meerderen
indruk van lengte en slankheid geeft, de kuiten dünner doet
schijnen dan ze werkelijk zijn; ik geloof zelfs dat analoge opmer-
kingen omtrent andere lichaamsdeelen zouden te maken zijn.
De kuitomvang van groep I overtreft ook die der mannen van
de Humboldtbaai en het Sentani-meer; zijnde aldaar 33.5 en 34.1.
Van de eerste groep (Merauke) heb ik verder maten genomen
op de configuratie van het lichaam betrekking hebbende; en
wel bij 26 mannen en 11 vrouwen. Zoo vond ik voor de hoogte
van het Acromion (schouderhoogte) bij de mannen gemiddeld
135.8 cM., bij de vrouwen 128.4 cM.; voor de hoogte van het
Manubrium-sterni waren deze gefallen resp. 137.5 en I28 cM.
Hieruit blijkt dat bij de vrouwen de bovenrand van het Manubrium
bijna op gelijke hoogte met het Acromion ligt, zelfs nog
iets lager; terwijl daarentegen bij de mannen het Manubrium
ongeveer 2 cM. hooger dan de punten der Acromia reikt.
Voor de symphysis-hoogte vond ik de volgende gefallen:
Mannen 86.8 Vrouwen 82.8.
Voor de . lengte van den romp waren deze maten 48.7 en
45.6 c.M. De romplengte berekende ik door de symphysis-hoogte
van de Acromion-hoogte af te trekken.
Van de breedtematen van den romp heb ik er vier bepaald
en wel bij de gezamenlijke vijf groepen. Deze maten waren:
de Schouderbreedte, de Distantia interspinalis (van de eene spina
iliaca anterior superior tot de andere), de Distantia intercristalis
24