
als een zeer geschikte woonplaats gebruikte om zijn beenbreuk te
doen genezen. Bij verschillende gevallen van beenbreuk acht ik
het toch zeer goed mogelijk dat door het zitten in die smalle
ruimte, de beenbreuk tot genezing kan komen. Ja; ik zou eigenlijk,’
gegeven de hoogst primitieve wijze waarop deze menschen als
ze gezond of ziek zijn, op den grond of op rustbanken van
takken neerliggen, geen betere plaats voor een dergelijken lijder
kunnen bedenken.
Malaria-gevallen heb ik slechts enkele gezien, maar toch scheen
malaria volgens hunne beschrijvingen nog al eens voor te komen.
Hoewel de läge kusten van Nieuw-Guinea zeer door muskieten
zijn bezocht en ook de malaria-muskiet hier voorkomt, is het
m. i. evenwel twijfelachtig of malaria er een zeer verspreide ziekte
is ; het veelvuldig voorkomen is geenszins bewezen, hoewel som-
migen het positief beweren. In ieder geval vertoonde de door mij op
Nieuw-Guinea waargenomen malaria een zeer goedaardig karakter.
Wat de ziekte der ademhalingsorganen betreft, zoo heb ik
eigenlijke longaandoeningen niet waargenomen, wel slepende ont-
steking van de luchtpijptakken bij oudere personen (chronische
bronchitis).
Wat ik van oogaandoeningen heb bemerkt bepaalt zieh tot
een geval van totale blindheid bij een bejaarden man (in een
stranddorp op körten afstand ten W. van Merauke), en meerdere
gevallen van blindheid op een oog. In die gevallen waren altijd
te zien de resten van oude afgeloopen ontstekingsprocessen van
oogvliezen en media, die ik vermoed dat aan verwondingen zijn
toe te schrijven.
Ten laatste mag ik niet vergeten te vermelden, dat ik nooit
een spoor van litteekens heb gezien tengevolge van pokken.
Dat onder deze menschen van eenig rationeele ziektebehande-
ling geen sprake is, maar deze zieh hoofdzakelijk beperkt tot
het met meer of minder succes bestrijden van meer of min on-
aangename verschijnselen, spreekt van zelf. Toch zou het niet
onmogelijk zijn dat zij plantaardige of andere stoffen kennen,
die een geneeskrachtige werking op het zieke lichaam uitoefenen.
Van deze is mij intusschen niets gebleken.
In Merauke zou het aanbeveling verdienen te beproeven in
hoeverre de warme zwavelbronnen die hier en daar zijn aange-
boord en waar ik bij het uitvloeien uit de pijpen een temperatuur
van 40° C. constateerde, dienstig konden zijn bij de bestrijding
van de onder de Papoea’s verspreide huidziekten.
Nog moet ik opmerken, dat mij steeds heeft getroffen de goede
toestand, waarin bijna altijd het gebit verkeerde. Bij oudere
menschen ontbraken wel eens tanden, doch caries — die bij ons
zoo algemeen verspreide tandziekte, welke de tanden doet afbrok-
kelen iH heb ik er niet gezien. Van een opzettelijke tandver-
zorging is overigens natuurlijk daar geen sprake. In hoofdzaak
zal de goede toestand van het gebit aan het krachtig functio-
neeren moeten worden toegeschreven. Gemis aan krachtige functie
is het voornamelijk, dat onder ons, beschaafden, het verval der
tanden bewerkt, het heirleger van tandmiddeltjes ten spijt, die
het vermolmende meubel nog een tijd lang moeten trachten
overeind te houden.
Het .«W/z-kauwen, die ook onder de Papoea’s van Nieuw-
Guinea zeer verspreide gewoonte, maakt de tanden wel zwart,
doch schijnt niet nadeelig. Integendeel wordt het door sommige
onderzoekers dienstig geacht voor het conserveeren der tanden.
Hiervan hebben de mooie witte tanden der jonge menschen echter
nog niet geprofiteerd; het ■rzVz’4-kauwen wordt nl. niet vöör den
volwassen lijftijd gedaan.
Aan het eind van dit kort verslag moet ik nog een woord
van dank brengen aan Dr. P. J. R i n d e r s , ofiicier van Gezondheid
i e klasse, dien ik bij mijn komst te Merauke aantrof en van
wiens goeden raad ik in menig opzicht heb geprofiteerd.
C. METEOROLOGISCHE W A ARN EM IN G EN T E K IRO ERO E
(ETN ABAAI), V A N 15 Nov. 1904— 15 Febr. 1905.
I . R E G E N V A L .
In het kustbivak te Kiroeroe en gedurende mijn verblijf te
Merauke werden dagelijks waarnemingen gedaan.
Door een zelfregistreerenden Barometer en Thermometer werden
luchtdruk en temperatuur voortdurend opgeteekend. De regenval
werd met den Regenmeter dagelijks opgenomen en af en toe
werden over den verderen weerstoestand enkele aanteekeningen
gemaakt. Aangezien alle verzamelde gegevens aan den wnd.
Directeur van het Magnetisch en Meteorologisch Observatorium
te Batavia, Dr. W. V A N B EM M E L EN , werden ter hand gesteld,
van wiens hand eene bewerking zeer onlangs verscheen in het