
De monsters werden als rolstukken in het uiterste bereikte
punt der Aroe-rivier gevonden.
II. Oudere Eruptiefgesteenten.
N°. i . Een kwartsglimmerdiabaas, gevonden als brokstukken
in klei, ongeveer 25 M. boven zee, bij den eersten klim na het
bivak Kiroeroe. Het is een grijsgroen eruptiefgesteente met
groote heldere veldspaatkristallen, soms in fijn gestreepte twee-
lingen, lange donkere augietkristallen, benevens kwarts. O. h. M.
groote plagioklaaskristallen, schalig of polysynthetisch opgebouwd,
uitdooving p. m. 250 aan beide zijden van den tweelingsnaad, weinig
verweerd. De kwarts is helder, bijna zonder insluitsels, vloeistof-
belletjes zijn niet gezien.
Kleurende bestanddeelen: Biotiet, sterk pleöchroi'tisch van
donkerbruin tot bijna kleurloos. De glimmer is vergroeid met
augiet. Waarschijnlijk is de glimmer secundair, door druk en
niet door verweering ontstaan uit augiet. De pyroxeenkristallen
zijn bijna kleurloos en schijnen monoklien te zijn. Hier en daar
is de augiet 00k overgegaan in amphibool. Als bijkomende
mineralen enkele apatietstaafjes, zeer mooie titanietkristallen,
donker erts en limoniet.
N os,,^8, 52. Diorieten, gevonden als rolstukken in de groote
Aroe-rivier. Het zijn grauwe kristallijne gesteenten met witte
veldspaatkristallen en groote amphiboolzuiltjes met hoeken van
1240. Op scheuren groene epidootafzettingen. O. h. M. blijken de
voorkomende veldspaten orthoklaas en plagioklaas te zijn, verder
hoornblende, soms vezelig en dan gechloritiseerd; chloriet, epidoot,
veel titanietkristallen en apatiet. In N°. /¡8 werd geen kwarts
gevonden, in N°. g2 enkele stukjes. Het geheele gesteente is
op het 00g frisch. De plagioklaaslamellen zijn gebogen, waarschijnlijk
is dus het gesteente wel aan druk onderhevig geweest.
III. Eoceene Sedimenten.
N°s. j , 4.. Lichtgrijze, fijnkorrelige kwartszandsteenen, niet op-
bruisend met zuren. Rolstukken uit de Jamoeni-rivier. O. h. M.
kwartskorrels met enkele stukjes chloriet, muscoviet en hemaiiet.
De min of meer bruine banden danken hun kleur aan ijzer-
houdende verkiezelde klei.
N °. j j . Een kwartszandsteen, als rolstuk gevonden in een
riviertje op + 200 M. boven zee, in het kalkgebergte. Het is
evenals de vorige een lichtgrijs gesteente. O. h. M. kwartskorrels,
chloriet en wat glimmer. De kwarts is troebel door insluitsels.
N as. 25, 26. Kwartszandsteenen, aanstaand gevonden op een
hoogte van ± 40 M. boven zee. Ze vertoonen geen verschil
met de voorafgaande.
N°s. 6— 72. Deze monsters zijn alle aanstaand op verschillende
punten in het kalkgebergte gevonden. Het zijn kalkgesteenten,
met voor het bloote 00g zichtbare alveolinen.
O. h. M. zeer groote orbito'iden, in de plaatj es slechts gedeel-
telijk zichtbaar, die 15 mill. lang zijn; de geheele schaal zal
zeker 25 tot 30 mill. lan g (zijn geweest; de dikte bedraagt slechts
1.5 mill. Deze orbito'iden hebben rechthoekige mediaankamers,
behooren dus tot discocyclina (orthophragmina) en geven duidelijk
aan, dat het gesteente oud-tertiair (eoceen) en niet mioceen of
jonger is. De kamers zijn '/15 tot */,0 mill. lang en tot '/30 mill.
breed. Eene tweede orbitoïdensoort schijnt niet aanwezig te zijn.
Kleine nummidieten, lang 3 mill., dik 1.75 mill., met 4 tot 5
dikke omgangsschijven ; de dwarsdoorsneden zijn echter siecht,
de centrale kamer is niet te zien. Alveolinen in ellipsvormige
lengte-. en cirkelvorinige dwarsdoorsneden, lang 2.5 mill., dik
1 mill., met 16 tot 20 omgangen. Daarnaast eene tweede soort,
met ronde dwarsdoorsneden van 2.2 mill. Verder een groot aan-
tal andere foraminiferen en veel lithothamnium. Aan de N os. 7
en 8 zijn drukverschijnselen op te merken.
N°. 77. Een kalkgesteente, gevonden bij een andesietgang.
Organismen zijn hierin niet gevonden.
N ° . i ç . Gevonden bij denzelfden gang als N°. 17. Het is een
bijzonder interessant contactstuk, bestaande uit twee geheel verschillende
gesteenten, n.l. veranderden kalksteen en andesiet.
Het grootste deel is groenachtig grijs, fijnkorrelig; met het bloote
00g is niets van de samenstellende deelen te onderscheiden.
Het kleinste deel is een donkerzwart porfierisch eruptiefgesteente
met augietkristallen. De twee gesteenten zijn zonder cernent aan
elkaar gebonden, de grens is scherp. O. h. M. blijkt het laatste
te zijn een andesiet, bestaande uit: plagioklaas, monoklienen
klëurloozen augiet, op barsten gechloritiseerd, bruinen biotiet,
apätietnaaldjes en erts. Een grondmassa van plagioklaas, augiet
en glas. Het andere gesteente, de gemetamorphoseerde kalk,
bestaat bijna alleen uit kwarts, met hier en daar wat calciet.
Nabij het eruptiefgesteente bevat deze verkiezelde kalk contact-
mineralen, namelijk sillimaniet en lichtgroenen ongekleurden
augiet (malakolieth).