
mede te gaan, ook wijl hij niet wist in hoeverre, wegens ver-
vanging van den Bestuursambtenaar op de Kei-eilanden, bij de
werving op hulp van die zijde zou mögen worden gerekend.
De Anna zoude dan met hare zieh op Ambon verpoosd hebbende
Europeesche bemanning, de opname der Etnabaai voortzetten.
Dienzelfden avond werd het bericht van het niet-medekomen
der derde bezending Keieneezen en van het a.s. vertrek der
Flamingo om ze te gaan halen, aan den bivakcommandant te
Kiroeroe medegedeeld en beloofde deze den volgenden morgen
die tijding met een naar „binnen” gaand transport te zullen mede-
geven; de heer P. M. vernam daar tevens dat een Amboneesch
fuselier, lijder aan beri-beri, stervende was.
Den I3en ’s morgens had in het bivak eèn bespreking van den
toestand plaats. De fuselier was dien nacht overleden, en zijn
onverwachte dood was wellicht toe te schrijven aan de neer-
slachtigheid die veroorzaakt was door de teleurstelling, dat het
aangekomen schip (dat zijn komst in de baai met de stoomfluit
aan het bivak had aangekondigd) niet de Valk was die hem
naar Merauke had kunnen medenemen, maar de Flamingo, die
alleen maar naar Kei zoude gaan en hem dus niet daarheen kon
evacuëeren. Er is, zooals bekend, in deze zoozeer gevreesde
ziekte een sterk psychologisch moment. — Dr. K O C H deelde
voorts mede dat nog drie militairen, waaronder twee Europeanen,
zeer ernstig aan beri-beri lijdende waren, zoodat hij met het oog
op het onzekere der komst van de Valk het zeer ongeraden
achtte hen nog eenige dagen langer te Kiroeroe te laten; voor
hun behoud kon hij dan niet instaan. Bovendien werkte het
overlijden van hun kameraad en eenige dagen te voren van nog
een fuselier, eveneens aan beri-beri, neerdrukkend op deze zware
zieken en ook op de anderen. Hij achtte dus hun evacuëering
naar het hospitaal te Ambon dringend noodzakelijk.
Wei beteekende een hernieuwde reis naar Ambon: weder
zooveel langer uitstel van aanvoer der benoodigde koeli’s maar
wat het zwaarste was moest het zwaarste wegen. Nog één etmaal
zoude intusschen het vertrek der Flamingo worden uitgesteld,
in de hoop dan de verwachte Valk te zien opdagen en aan
deze de zware zieken te kunnen medegeven. Was ook dàn dit
schip nog niet aangekomen, dan zoude de Flamingo met hen
vertrekken, Kei aandoen tot het afgeven van het verzoek om aldaar
nieuwe koeli’s te willen laten oproepen, en, na op Ambon de
zieken te hebben ontscheept, via Kei en Dobo met de koeli’s
+ 28 Januari in de Etnabaai terugkeeren.
De 13e Januari verliep, zonder dat de Valk in ’t zieht kwam.
Den I4en ’s morgens werden daarop de zieken uit het bivak
gehaald en op de Flamingo gebracht; op den middag ging zij
onder stoom met de afspraak om bij het in zee ontmoeten van
de Valk de zieken alsnog aan dezen bodem af te geven en dan
alleen naar Kei koeli’s te gaan halen. Ook zoude bij het aandoen
van deze plaats zorgvuldig gewaakt worden, dat geen
onnoodig verontrustende tijdingen omtrent den gezondheids-
toestand bij de expeditie, op Kei verspreid werden.
Van haar laatste reis naar Ambon had de Flamingo medege-
bracht de gevraagde machtiging van den Vlootvoogd te Batavia,
om zoo noodig tot 1 April op de kust te verblijven. Geschiedde
dit, dan dreigde er evenwel voor dien tijd gebrek aan scheeps-
en machinekamerbehoeften te komen, wijl bij het uitrusten van
het schip te Soerabaja op zooveel langer in-dienst-zijn niet
gerekend was, en er geen tijd en gelegenheid bestond om die
■zaken alsnog van daar bij te bestellen. De heer S m i t had zieh
evenwel ten deze verstaan met den Commandant van H. M.
Assahan, in station te Ambon, den luitenant ter zee i e klasse
L. A . R o y e n , en deze was geheel bereid, uit zijn voorraad die
eventuéel benoodigde aanvulling te verstrekken. De heer R o y e n
had trouwens bij het laatste verblijf der Flamingo op Ambon
reeds bewijzen van kameraadschappelijke medewerking gegeven,
door kráchtige assistentié te verleenen bij - scheeps- en, machine-
kamer-werkzaamhéden aan bbord van dien bodem. Tengevolge
van de kleine bemanning, het vele varen en dienstdoen als trans-
portschip voor goederen en koeli’s, was de Commandant der
Flamingo niet in Staat geweest om alle vereischte bezigheden
met eigen krachten te doen verrichten.
Van de vergunning tot langer verblijf op de kust, zoude
wellicht thans te eerder gebruik gemaakt-moeten worden,-daar
gelijktijdig van den Resident van Ambon bericht was ontvangen,
dat zijn stoomer Arend wegens noodzakelijke lang van te voren
vastgestelde dienstreizen in zijn gewest, in de eerstvolgende tijden
geen hulp zoude kunnen verleenen.
Was de héer P. M., kort na aankomst der Flamingo op 12
Januari, weder daar aan boord overgegaan, zoo ging hij vóór
het vertrek van dien bodem weder op de Anna over. Hij achtte
het toch beter, nu de reis van de Flamingo door het andermaal
gaan naar Ambon zooveel langer zoude duren, de kust voorloopig
niet te verlaten. De Commandant der Flamingo häd wel