
afhankelijk stellen, was die hulp thans verzekerd. De Arend
zoude riu de Pionier •—■ een niet onder alle omstandigheden
zeewaardige stoomer, met geheel inlandsche bemanning — van
Fak-fak naar Toeal begeleiden, om aldaar met de Flamingo en
Anna samen te treffen voor het innemen der gereedliggende
lading.
Nadat de Flamingo het aanvullen van haar kolen- en water-
voorraad had beeindigd, vertrok zij, weder met de Anna op
sleeper, nog laat in den avond van 15 Sept. naar zee.
Den i8den ?s morgens, des Zondags, werden de Kei-eilanden
verkend en werden 00k spoedig daarop de Arend en Pionier
gezien, mede sturende naar Toeal. Op den achtermiddag lag de
geheele flotielje van vier schepen er ten anker, eh bood hiermede
deze gewoonlijk zoo stille reede een ongekend schouwspel van
levendigheid aan.
De Controleur der Kei-eilanden, de heer M. C. S CH A D E E ,
kwam kort daarop aan boord om de Flamingo te verwelkomen
en deelde mede dat al het gezondene: vletten, barakken, vivres
en ander materiaal, benevens de koeli’s, voor embarkeeren gereed
was. Een vooravond-wandeling door Toeal deed zien, met hoe
groote zorg de heer S CH A D E E de belangen der expeditie had
behartigd en haar daardoor aan zieh verplicht had.
Den igden ’s morgens om 6 uur werd met het innemen der
lading begonnen; hoofdzakelijk zoude deze over Arend en Pionier
verdeeld worden, daar de Flamingo en Anna reeds te Soerabaja
zooveel mogelijk aan boord hadden genomen.
Dank, zij de voortvarendheid van den gezaghebber van de
Arend, den heer V O R S T E R , waren weldra vier der vijf vletten
horizontaal tegen het onderwant der masten geheschen, met den
bodem naar buiten en aldus bevestigd, terwijl de vijfde nog op;
de Campagne een plaats vond; daarop werden de Chineesche
barakken ingeladen en ten slotte de Kei-koeli’s aan boord genomen,
zoodat er niet veel ongebruikte ruimte aan boord meer
over was. Met de stoomsloep en de andere sloepen der Flamingo,
was intusschen de overige lading naar. de Pionier gebracht en
bleek deze een bergruimte te hebben grooter dan gedacht was;
^Heen zeer welkom feit, daar nu alles, zonder: overbelading
van een der schepen, in een reis naar de kust kon worden over-
gevoerd. Het materiaal der expeditie werd hier, volgens afspraak
nog aangevuld met 30 flinke bijlen voor boomkapperi en een
hoeveelheid rotan, terwijl de officier van Gezondheid der Flamingo,
de heer B R E E D V E L D T , zijn gewaardeerde hulp verleende
bij het keuren van nog eenige koeli’s, die als plaatsvervangers
van anderen moesten worden aangenomen.
Op den namiddag lag de flotielje weder stoomklaar; ten 3 ure
vertrokken Arend en Pionier met bestemming rechtstreeks naar
het rendez-vous vöor de monding der Oetäkwa-rivier ; een uur
later volgden hen de Flamingo en Anna, na een hartelijk afscheid
van den heer S CH A D É E , en met zoo aangename herinneringen
niet alleen aan zijn krachtige medewerking, maar 00k aan de
beleefdheden in het particulière dezer dagen van hem onder-
vonden.
De Flamingo, met de Anna, zette eerst koers naar Dobo, de
bestuursvestiging op de Aroe-eilanden, om uit den expeditie-
voorraad aldaar zooveel mogelijk kolen in de ruimen en aan dek
bij te laden, ten einde het zoolang mogelijk op de kust te kunnen
uithouden. Den 20sten op den middag, kwamen de schepen voor
Dobo ten anker en kon dadelijk aan het werk gegaan worden.
Zoowel hier, als op Ambon en Toeal, deden de aan boord aan-
wezige Madoereesche koeli’s goede diènsten en spaarden zij daardoor
tijd en koeli-loonen uit||S|!De Controleur der Aroe-eilanden,
de heer L. C. O UW E R L IN G , gàf welwillend vergunning, zoo voor
nu als voor later, om in de Göuvernements-kolenloods eventuëel
eenigen tijdelijk overtolligen expeditie- of scheepsvoorraad op te
slaan. Den 2 i sten ’s middags was het kolenladen afgeloopen, het
anker werd weder gelicht, thans om niet weer te vallen vöör
de eindbestemming van deze reis zou zijn bereikt.
Na benoorden de Aroe-eilanden te zijn längs gestoomd, werd
nu op het eiland Poeriri, bewesten de Oetäkwa, koers bepaald.
De Z. O. moesson was nagenoeg àf; trouwens op het geheele tra-
je ct van Ambon af had hij nog slechts zeer zwak doorgestaan ; de
kentering was dus ingetreden en daarmede het goede tijdstip
aangebroken om de expeditie te doen landen.
Den 22sten op den achtermiddag klonk het: „land vooruit aan
bakboord” — het Beloofde Land van Nieuw-Guinea ten laatste
in ’t zieht ! Weldra verkende men zieh aan de hooge boomen
van de eilanden Wajëteri en Poeriri en kon nti verder de kust
gevolgd worden naar hèt afgesproken ontmoetingspunt.
Een uur na zonsondergang werden er in de gewenschte richting
een paar lichten gezien, die weldra zieh deden kennen als de
ankerlichten van twee schepen. Eenigen tijd later bij het ten anker
komen in hun nabijheid, bleken het de Arend en Pionier te zijn
en werd vernomen dat zij den vorigen dag na een voorspoedige
reis hier bij de monding der Oetäkwa waren aangekomen.