
kan voldoende beveiligd worden geacht, maar tegen beschietingen
is zij niet gevrijwaard, en er zijn altijd lieden als de roerganger,
en de man aan het lood, die zieh moeten blootstellen. Daarbij
het gevaar, dat de terugtochtsweg versperd wordt door het
doen vallen van boomen als anderszins; zonder ■ vooraf verkreeoren
aanraking met de bevolking is de Anna niet beschikbaar.
De bezwaren van den Commandant zijn zeer gegrond; het
valt niet te ontkennen dat de houding der bevolking verdacht
is. Ik zie voor mijn persoon daarin echter geen bezwaar; van
den beginne af heb ik geen fiducie gehad in die vriendschappe-
lijke aanraking, die zonder meer zou ontstaan; reeds te Soerabaja
heb ik mij daarover tegen den Vertegenwoordiger geuit, en den
m. i. te verwachten toestand te Merauke aan geoloog en dokter
meermalen kenbaar gemaakt. De roofzucht der bevolking is een
te algemeene karaktertrek, om daarvan geen uitingen te moeten
verwachten; we hebben hier het eerste geval, maar niet het laatste.
Kortom, er wordt besloten dat het onderzoek hier gestaakt
moet worden.
Het onderzoek verder in Oostelijke richting voort te zetten,
achtte de Vertegenwoordiger ongewenscht als leidende te ver
van de Sneeuwtoppen. Van eene verkenning der Digöel-rivier
kon naar zijne meening geen sprake zijn, en zoo werd besloten
in Westelijke richting te verstoomen om te trachten tusschen
deze baai en de Tania-rivier iets geschikts te ontdekken. Anders
zou besloten worden tot landing bij de Mimika, de rivier door den
Voorzitter van het Genootschap reeds vroeger genoemd, en waar
•men wist met een vredelievende bevolking te doen te hebben.
’s Middags om twee uur stoomen we weg en gaan bij de
reeds genoemde boei voor anker. De Anna en de stoomsloep
verkennen een nieuwe geul, waarlangs we morgen vroeg bij hoog
water dit ongastvrije oord zullen verlaten. In den loop van ons
verblijf alhier zijn verschillende bestekken genomen, met de
conclusie dat deze baai, door ons de Oo s t b a a i gedoopt, gelegen
is op ongeveer 138° 5' O.L. en 50 30' Z.B.
Den 14er1 October des morgens om 6 uur wordt het anker
gelicht, om vijf minuten daarna weer te vallen; de tros waaraan
de Anna zou gesleept worden is verward geraakt in de schroef.
Het duurt tot half acht eer dat zaakje beredderd is, en van
dien tusschentijd wordt gebruik gemaakt om eens goed de Sneeuwtoppen
en het gebergte op te nemen.
Wel is daartoe tevoren 00k gelegenheid geweest, maar nooit
zoo goed als nu; het gebergte is bizonder duidelijk zichtbaar.
De voornaamste Sneeuwtoppen (als het ten minste sneeuwtoppen
zijn) worden aangepeild onder een gemiddelden hoek van 30° W.
-van de N.-lijn; naar het O. gaat het gebergte over in de vlakte.
De uiterste hellingen worden aangepeild onder een hoek van
440 O. van de N.-lijn, meer naar het Q. strekt zieh eene vlakte
uit waarin zieh voor het oög afzonderlijke toppen verheffen.
Het Sneeuwgebergte staat dus vermoedelijk naar het O. niet in
verband met een ander hooggebergte. Verder valt te constateeren
dat voor het eigenlijke hooggebergte zieh verschillende voorge-
bergten verhelfen, op sommige plaatsen in drie, vier rijen. Van
een tafelberg-vorm is niets te bespeuren; hoe men er toe ge-
komen is dezen aanwezig te onderstellen, zooals vroeger is geschied,
blijft onverklaarbaar. ')
In den namiddag valt het anker tegenover het K a s t e e l -
e i 1 a n d. Besloten wordt, dat morgen vroeg de Anna er op uit
zal gaan om eene geul te zoeken voor de Flamingo, ten einde
de rivier te kunnen binnenvaren die zieh daarachter waar-
schijnlijk bevindt.
Zijn we in den laatsten tijd tamelijk vrij van regen geweest,
in den loop van dezen nacht komt een fiksch onweer los, ge-
paard met heftige regenbuien; de zee is woelig.
Tegen negen uur den volgenden morgen, 15 October, is het
weder opgeklaard en gaat de Anna onder de luitenants ter Zee
DE V r i e s en V A N R lE L er op uit; het gebergte wordt flauw
zichtbaar. De Sneeuwtoppen worden aangepeild onder een hoek
van 2i° W. van de Noordlijn.
Tegen vijf uur komt de Anna terug, het eiland is verkend.
Vermoedelijk is de opening daarachter geen riviermonding, maar
wel een baai welke misschien de langgezochte Pisangbaai zal
zijn. Alleen zou deze dan ongeveer een graad (zegge 60 Engelsche
mijlen) te veel O. liggen, hetgeen de zaak onwaarschijnlijk maakt.
Daarvoor is tot nu toe te veel overeenkomst gevonden met de
kaarten in 1828 door de officieren van de Triton gemaakt. Daaren-
tegen is een tweede eilandje gezien, als bij de Pisangbaai aanwezig
moet z ijn .2) Een nader onderzoek zal moeten plaats hebben;
1) Voor latere aanpeilingen van het Sneeuwgebergte van de Oostbaai uit, in
Oct. 1906, en verkenningen der in die baai uitmondende rivieren, zie Kaart n°. III
in Tijdschr. Aardr. Gen., 2e Serie, XX IV (1907), bij het artikel van den heer
J . H . H o n d iu s v a n H e r w e r d e n , gezaghebber van het Gouv.’s-S.S. Valk. Red,
2) De Pisangbaai aequivaleert inderdaad met de inwijk achter WajStSri, Naurio
en Poeriri} hoek Steenboom met Naurio. Verg. noot 2 op blz. 179. Red,