
willen blijven, voorgevende Ronger geleden te hebben en ont-
sagen te zijn. Na de te zijnen opzichte genomen haatregelen,
1J verklaard weder te willen vertrekken; vrijwillig was de
terugkeer dus niet, en het valt te betwijfelen of we nog veel
diensten van hem zullen hebben.
De late aankomst van de koeli’s vindt haar oorsprong in het
verlate vertrek; men was eerst ’s morgens om 8 uur van Kiroeroe
vertrokken en daarin had men aanleiding gevonden onderweg
te overnachten. Een treurig geval, omdat ongetwijfeld de Madoereezen
naar dit voorbeeld voortaan twee dagen over den marsch
zullen zoek brengen. En toch zijn ze nu licht bevracht, want
bij de marschen tusschen de bivaks tot opvoer van vivres blijven
de eigen goederen achter.
Nu de militairen welke het Omba-bivak moeten bewaken
hunne bestemming hebben bereikt, is er geen bezwaar uitvoering
te geven aan ons voornemen om den marsch te vervolgen. De
correspondentie wordt afgedaan, de Vertegenwoordiger voor
zooveel noodig ingelicht over den aangetroffen toestand, en de
opvoer van vivres geregeld. De Madoereezen zullen voorloopig
transport loopen tusschen Kiroeroe en Omba, de Timoreezen
vergezellen ons. De vrachten worden tot een minimum aantal
gereduceerd.
s Middags wordt een geroep gehoord van den overkant van
de nvier; het wordt beantwoord, en eenige keelgeluiden worden
gewisseid. Daarmede houdt echter de aanraking op; als de Contrôleur,
die aanraking wil zoeken, aan de overzijde gekomen is,
zijn de lieden verdwenen en moet onverrichterzake teruggekeerd
worden. Blijkbaar wilde men zieh alleen overtuigen of de vreem-
dehngen er nog waren. Geruststellend is het verschijnsel niet.
II. Van de Omba verder. Ziekte en evacuatie van den
Contrôleur. Oprichting van het 2* depot-bivak ( Vliegenoord),
en van het Tusschenbivak.
Zondag 27 November verlaten we het Omba-bivak met een
trem van 30 koeli’s, waaronder zes Madoereezen; de overigen
van dit soort gaan onder geleide van den mandoer terug naar
Kiroeroe.
De weg leidt door vlak terrein, geheel begroeid met bosch,
nu eens dicht dan weer ijl; zooveel mogelijk wordt de linker-
oever gevolgd van de rivier, die zieh met groote Noordelijke
bochten in algemeen-Oostelijke richting beweegt. We betrekken
tegen half vier het bivak na ruim 6 K.M. te hebben afgelegd,
een goede marschdag. Om dit resultaat te bereiken heb ik voort-
durend de achterblijvende koeli’s moeten opjagen; Controleur
met dekking en kappers, alsmede K aloel is en trawanten, waren
voortdurend ver vooruit. Veel bizonders hebben we niet gezien;
een vergiftige slang die gedood is, een krokodil, veel varkens-
sporen en ten slotte een op den wal gehaalde, in desolaten toe-
stand verkeerende prauw. Voor afwisseling gedurende den marsch
is gezorgd door zwermen kwaadaardige wespen en troepen roode
mieren, welke, opgeschrikt, op heftige wijze te keer gaan tegen
de indringers.
Het doorloopen terrein is bijna steeds modderachtig en voor
bivak hebben we geen geschikt plekje kunnen vinden. Dit is
vooral te betreuren omdat de Controleur koortsig is; hij ziet er
siecht uit. Op ons aandringen zal hij zieh beschermen tegen de
muskietenbeten, en we willen hopen dat zulks baat zal geven.
K aloelis heeft in den geheelen tocht geen pleizier; hij houdt
zieh voortdurend op in de nabijheid van den Controleur, die de
beschikking heeft over tabak en kleedingstukken alsmede over
de kisten met ruilartikelen. Zijn geweer verlaat hem niet, maar
toch schijnt hij niet gerust; hij vertelt nu dat de rivier over
grooten afstand doorloopt, om zieh dan te vereenigen met een
andere, veel breeder maar minder diep, die „Aroe” heet en van
het gebergte komt. Die rivier moeten we dus trachten te bereiken,
maar K aloelis verklaart zulks voor onmogelijk.
Reeds vroeg in den volgenden morgen, 28 Nov., vervolgen
we onzen weg en betrekken tegen twaalf uur het bivak, geheel
onder dezelfde omstandigheden als daags te voren. Voor een
groot deel bleek het terrein slechts te bestaan uit een smalle
verhoogde strook längs de rivier, en overigens uit een groot
moeras. Twee afwateringsriviertjes welke onzen marsch kruisten
zijn we overgetrokken door een boom te kappen, welke van den
eenen tot den anderen oever reikende een brug vormde. Maar
welk een b rug ! De gladde, smalle stammen boden nauwelijks
voldoende ruimte voor de voeten der inlanders, te minder voor
onze zwaar geschoeide onderdanen. Het was dan 00k een balancez
ä gauche et a droite van belang.
Dadelijk na het betrekken van het bivak te twaalf uur wordt
een deel der koeli’s teruggezonden naar het Omba-bivak om
morgen met vivres terug te keeren. Ze hebben er niet veel trek
in, verklären zieh vermoeid te gevoelen. Eenigen melden zieh
ziek; ze hebben volgens hun zeggen koorts en beri-beri. Excusez