
I K.G. Verkleining van de geheele lans i op i3 2/5, van het bewerktegedeelte i op 52/v
Lans N ° . 196. (PI. IV ). Op een afstand van 0.48 M. onder het einde, bevindt
zieh een sehildvormig stuk, lang 0.17 M. en breed 0.10 M., concaaf gebogen met
figuren. Deze figufen vertoonen weer duidelijk de bekende spiraallijnen, hier vele
malen ineengewohden, doch tevens op zoqdanige wijze dät men dadelijk vermoedt
dat hier bedöeld is het weergeven. van een gehurkte menschenfiguur met gekndste
armen. In het midden is hier en daar de mimte tusschen de insnijdingen ge per-
foreerd, zoodat het daar doorzichtig is, wat een eigenaardigen indruk maakt, Het
geheel is weliswaar veel plomper en minder accuraat be^ferkt dan N°. 191, maar
maakt toch een zekeren mysterieuzen indruk door de menschfiguur die in de versiering.
schijnt uitgedrukt te zijn. Is de^e onderstelling juist, dan zijn niet allein
hals en kop, maar 00k de genitaliSn met enkele lijnen aangegeven. .De lans feindigt
in weerhaken, zooals bij N°. 202.
Oo.k deze lans is van de Öostbaai. Gewicht* 2 K.G. Lengte 2.30 M. Omtrek
p p r 0.10M. Verkleining van het afgebeelde gedeelte 1 op 52/s*
Lans N ° . 193» (PI. IV, 2 afbh.). Op een afstand van 0.58 M. onder de punt, is een
sehildvormig stuk van anderen vorm dan N®. 191, met een lengte van 0.24 M. c 1
een breedte van o .iö M. Dit stuk doet wat yorm betreft aän den lepel van een
l|| schepriem denken, is weer rijk met 2 stel van vier spiraallijnen bewerkt en aan
den rand door zigzaglijnen omgeven. Tevens is het, doch zeer zwak, ä jour bewerkt.
Boven en onder het schild is snijwerk aan den steel, geheel in den traut van
N°. 191. De steel drangt op de puht een casuams-nagel, terwijl het ondereind van
den stök op verschillehde plaatsen met touw is omwonden, en op die plaatsen
met veeren versierd.
De sterke spiraal-versiering herinnert aan Nieuw-Zeelandscin;
ornamentiek.
Ook dit stuk is van de Öostbaai. Gewicht i 1/* K.G. Lengte 2.73 M. Omtrek
0.07 M. Verkleining van het boveneind 1 op $2/&, van het ondereind met veeren I op 5
B. S p e r e n . (Mimika?).
Vischspccr N ° . 99. (PI. V 5 2 afbb.) Speer van hoitt uitloopend in 4 met rotsn
stevig aan elkaar Verbünden stokken, die alle met scherpe punt. eindigen en vr.n
een reeks weerhaaksvormige inkervingen zijn voorzien. Aan het eind van'den stok
■ zijn* deze 4 spitsen samen nogmaals met rötan bevestigd. Met deze vrij zware
speer — geheel lijkend op de bij ons voor ’t steken van aal eri paling gebruikie
elgers (letterlijk aal-geers) — wordt uit de hand op grootere vischsoorten gejuagd,
p > evenals men dat met boog en kleinere visclipijlen doet op kleine visschen (verg.
b ij. rubriek XI hierachter, de N°?. 123 en 126).
Deze vischspeer is waarschijnlijk van de Mimika«. Gewicht 1 K.G. Lengte 2.24 M.
Verkleining van de geheele speer 1 op 12, van het speereinde 1 op 5f/io*
benedenlöop der Oetoemboewe den 4en Mei 1906 meebracht, en welke afge'.eekl
werden bij zijn opstel in het Tijdschr. Aardr. Gen. 2e Ser., XXIII (¿906) op
Plaät X, alwaar de bewerkte gedeelten een frappante gelijkenis toohen met deze
nummers van Dr. K o ch , is mijns inziens alle tvvijfel buitengesloten. Om die reden
werd bij alle d*ie ingevuld, dat zij van de O.ostbaai zijn« Het kam-vormige ornament
op N°. 191 voorkomend, is, in verband met de hiervöör (blz. 586) opgemerkte over-
eenkomst in örnanientiek tusschen de Mimika- en Oöstbäai-stukken, een bewijs te
meer. Ook de lansen met breede bladen door de LoRENTZ-expeditie. (1907) van de
Noord-rivier meegebracht, zijn geheel in denzelfden stijl, en sommige daäronder
met mensch-mötieven zooals N°. 196 hierboven. Red,
Plaat V.
HeUotypi&, VarbL&&r, Amöterdasrb.