
Ook van de achtervoegsels laat zieh weinig met zekerhei4
zeggen- Behalve het reeds boven behandelde -im, is.er een aan-
hechtsel— ke, dat eene aanwijzende beteekenis schijnt te hebben
en voorloopig maar het best als lidwoord of aanwijzend voornaamwoord
zal opgevat worden. Soms is -ke eene enkele k,
waar n.l. de e niet wordt uitgesproken vöor den klinker van
het volgende woord, als dit is samengesteld met het woord
waaraan gehecht is.
Voorbeelden: dapak-ke (ruggestreng), ovie-ke (penis), patoer-ke
(jongeling), ga ies-ke (samen opgegroeid), namiet-ke (vriend), na-
mie-ke (broeder), ba-ke (niet), nok-ke (ik), ties-ke (genoegj, ebe-ke
(dak), karorieke (rotan-band), lakarieke(rotan-armband), tamoe-ke
(nipah, tamoe, voedsel), oeze-ke (damar), everoe-ke (rivier), marem-M
(beplant veld, akker), mohariek {ongehuwd), zvonggato-k'e (lang),
kai-ke (goed), pajane-ke (niet plantend), namare-ke (pas, orilangs),
hire-ke (lekker), epete-ke (daar is het), tore-ke, (waarom?).
• Van al deze woorden is het zeker dat zij met ke zijn samengesteld,
daar ook de vormen zonder ke voorkomen. De betee-
kenis van -ke met volle zekerheid uit de voorhanden gegevens
op te makeri, is niet goed mogelijk. Slechts het volgende kan
vastgesteld worden: De vorm met achtergevoegd -ke is dikwijls een
nadrukkelijke, zooals is op te maken uit de volgende voorbeelden;
Tokasap boeb’e ' iegies'e? Iegiese Taramke. „Wat is het moeras
(zijn) naam? De riaam is Taram” .
‘ Ko'i ienake „de wegen zijn twee” .
Soebe ehe nokke bake ¿deze bamboe is van mij niet”,
Kaike nok warok „laat het goed zijn dat ik het kap” ,
Nok bimbaike „ik weet niet” .
Piegeke, aetokim! „het is warm, gaat h e en !”
Däka otieveke, deseke „er Staat veel water, het.is diep’.’.
Nokke mindab de „ik heb al geraakt” .
■Nokke, Kombre onim, Mise onim, Bade onim „ik, lieden van
Kombre, van Mise en van Bade” .
Gotke! „het .is een hond!”
He pareke „hier is het ondiep” .
Hese epeteke „diep is het däär” .
Ninggip mieraveke! „een mooi dorpl”
Sa bake, gimke otieveke „zand niet, modder veel” .
De epe käsieske „dat hout is hard” .
Pareke mahai „hooge grond is er vooruit” .
Tieske awe saham, hietok Wamal miet „is afgeloapen. de jacht
op kangoeroes, dan terugkeeren naar W .”
Horak onim, marien .mehan mehaikê „menschen van ..eene
andere taal,-het spreken van hier verstaan zij’.’,
Iesie mierave epetago bake, papiske „andere dorpen aldus niet,.
die zijn klein” .
. Sahamke!-, „het is een kangoeroe !”
...Nok mehaike p k ken u wel” .
^ Nok sasoeke ,„ik ben moe” .
Uit deze voorbeelden mag men opmaken, dat ke dezelfde
functie heeft als het 'Maléische men kan het beschrijven
als een nadrukwijzer, die gehecht wordt aan het hoofdwoord
van het subject of van het predicaat.
De- woordenlijst van Dr. J. C, MONTAGUE en Kapt, E. F . Blit,
gedrukt in het Intern.: Archiv für Ethnographie, Dl. X V I (1904),
bl. 224— 240, heeft achter bijna ieder woord dit -ke. SIDNEY
H. R a y . maakt'hierover deze zonderlinge opmerking: „It seems
to be. an imitation of the unsounded k in Malay” (Reports of
the Cambridge Anthropological Expedition to Torres Straits,
Deel III (Linguistics), Cambridge 1907, bl. 292). In dit fraai uit-
gegeven boek staan op bl. 291 en 292 eenige opmerkingen over
het Meraukë’sch, dat daar Tugeri wordt genoemd.
De beteekenis van een nadrukwijzer kan ook worden toege*
kend aan het achtergevoegde -te, waarvan de volgende voorbeelden
zijn op te geven:
ehite „hier is het” , ehite basom „hier is een bijl” , ehite Kombre
k o i , „dit hier is de weg naar K .” Het grondwoprd van ehite is
ehe „deze, dit, hier” (aanwijzend voornaamwoord van den isten
pers.). Zie bij de Voornaamwoorden, bl. 659.
. .Wellicht is dit -/e .ook te vinden in namiet (vriend), waarvan
dan het grondwoord is namie (broeder) en in mahoete (ver). Het
is echter ook mogelijk dat in dit laatste woord de lettergreep
J de hoorbaar gemaakte sluiter / is.
Ook van -te en -tie zijn voorbeelden te geven, Deze beide
vormen schijnen identisch te zijn, want bij het aanwijzend voor-
-naamwoord en bijwoord epe .„die, dat, daar” (2<ie en 3e.pers.)
vindt rpen zoowel -te (en daarna nog ke) als tie achtergevoegd,
dus epeteke en epetieka '). Het grondwoord epe is zoowel bijwoord
.als aanwijzend voornaamwoord, epete en epe tie zijn alleen bij-
woorden, met de beteekenis „daar, daarginds” . Voorbeelden:
1) Of dit -ka hetzelfde is áls het boven besproken is niet goed uit te maken.
JDe vorm ej>etieka komt alleen maar voor op bl. 30a en beteekent daar precies
hetzelfde als elders epeteke\