
zoo goed als ondoenlijk. Naardien nu MAMONA verklaarde goed
op de Digöel bekend te zijn, terwijl het onzeker was of K omet
zieh in zijn negorij bevond en alsdan zoude willen medegaan,
zoo besloot de Assistent-Resident hier niet langer te liggen
wachten doch de reis te vervolgen.
Op den middag van 22 Maart kwam daarop de Valk bezuiden
het eiland B o em b ä l *) in den zuidelijken ingang der Marianne-
straat (door de inlanders de „Mo e l i ” genaamd) ten anker, nabij
eene negorij Kemeroen, bewoond door „Silim-Onim” , d. i. Silim-
menschen. Een tocht met de stoomsloep naar den wal, deed
bemerken dat de bevolking niet aanwezig was; vermoedelijk hield
zij zieh op andere gedeelten van Frederik Hendrik-eiland met
tuinbouw of vischvango s■ t bezigo .
De Moeli werd daarop verder ingestoomd en hierbij eenige
tijdelijke nederzettingen en enkele varende prauwen gepasseerd,
waarvan de inboorlingen het schip aanriepen en soms daar naar
toe roeiden. Voor een dezer, ter hoogte der negorij Böja of
Omangike, werd gestopt en daarop kwam een oude inlander
genaamd S a l im aan boord, die zieh op verzoek bereid verklaarde
de reis naar de Digöel, waar hij bekend was, mede te maken.
Des avonds werd geankerd bij de kleine eilandjes midden in
de Straat.
Den 24s*en ’s morgens werd de reis vervolgd, en na eenige uren
de noordelijke ingang bereikt. Na de modderbank, door K o l f f
en Mo d e r a gerapporteerd, gerond te hebben, ankerde de Valk
tegen zonsondergang onder den noordwal der Digöel en zag men
van däär de riviermonding om de Oost open voor zieh liggen.
Den volgenden ochtend, na om 6 uur weder onder stoom te
zijn gegaan, werd tegen 10 uur bij het eerste zandstrand dat
zieh binnenkomende aan den N.ken oever vertoonde, ten anker
gegaan, ten einde den heer P. M. in de gelegenheid te stellen
alhier, zoo dicht mogelijk bij de monding, een plaatsbepaling te
verrichten. Deze piek stond reeds aangegeven op de schetskaart
der van Doom (zie Zeekaart n°. 272); van de toenmaals äan-
wezige kleine nederzetting, H e i t s k e i genaamd, was thans van
boord af en 00k later aan wal niets meer te bespeuren; van be-
woners evenmin.
Op een grasplateautje nabij het zandstrand werd ’snamiddags
1) Dit is de juiste uitspraak van den naam van het eiland (verg. p. 34 hiervöör).
Evenwel, in ’t MSraukg’sch beteekent boembäl „eiland” , volgens persoonlijke
mededeeling van den heer K r o e s e n ! Waarschijnlijk heeft dit eiland dus nog wel
een änderen, en eigen naam. Red.
het Univ. Instrument opgesteld, doch de lucht bleef bedekt en
werd tegen zonsondergang zelfs dreigend; de „toewan kektr{kijker)”
(zooals de Ja-
vaansche matro-
zen den heer P.
M. aanduidden)
pakte hierop zijn
zaken weder in,
en keerde met
achterlating van
den drievoet en
de vloerplank
naar boord terug.
Tegen 10 uur
’s avonds werd
het andermaal
beproefd, doch
weder betrok de
lucht en kwamen
er tegen middernacht
zelfs harde
regenbuien uit
het Z. O. opzet-
ten. Het ävond-
uurtje aan wal
had de overtuir
25. rDs ej to>l1 ken Mamona (hn>k s\ ) enc S afu ms (rechts). 23.31. 05.g fin g geg.e.v.e.n, dat
het 00k hier een
echt muskietenland was; al bleef dan Kaap Valsch, waar ten
vorige jare in April geobserveerd was, ten deze nog de kroon
spannen. — Den volgenden ochtend en middag konden de ver-
eischte waarnemingen genomen worden.
De namiddag van den dag van aankomst, 25 Maart, was door
de stoomsloep onder bevel van den i en stuurman Y K E M A ge-
bruikt, om een paar slagen over den riviermond te maken, ten
einde een veiliger geul te vinden dan die waarin het schip op
’t oogenblik ten anker lag. Deze geul voerde nl. dicht onder den
noordwal, längs, en was door den gezaghebber DE JONG in 1903
met de van Doorn in- en uitgeloopen; het was toen zorgelijk
varen geweest, want verscheidene groote steenen die met hoog-
water onderströomden, doch zieh dan door zware stroomrafeling
kenbaar maakten, lagen daar in het vaarwater.