
terrein; het gaat echter al spoedig over in heuvelformatie. De
opmarsch gaat langzaam, vooral later als het pad gekapt moet
worden; in het heuvelterrein gaan de koeli’s voetje voor voetje,
zwaar belast als ze zijn. En lui, daar ontbreekt het 00k niet
aan; geestdriftig gestemd zijn ze alles behalve. Tegen drie uur
’s middags wordt halt gehouden op een eenigszins vlakken heu-
veltop waar gelegenheid tot bivakkeeren is. En dadelijk daarop
valt een stroomende regen neer, waartegen geen voldoende be-
schutting is en die dan 00k allen onbehoorlijk nat maakt. Tegen
het invallen van de duisternis houdt de zondvloed op, in het
ravijn beneden wordt water gehaald en al spoedig vlammen
eenige vuurtjes op. Maar droevig vanwege het natte hout. Ten
einde voor den volgenden dag de vrachten te verminderen, wordt
heden djagoeng uitgedeeld; het daarvan te verstrekken ration is
ongeveer tweemaal zoo groot als dat van rijst en eene verstrek-
king maakt 4 vrachten vrij. Er wordt echter over djagoeng gemord.
De nacht gaat verder rüstig voorbij, behoudens de verwoede
aanvallen door een aantal muskieten voornamelijk op Controleur
en mij uitgevoerd. De koeli’s zijn beschut door klamboe's, de
geoloog die in eene hangmat met klamboe slaapt eveneens, maar
de Controleur ligt onbeschermd. Ik heb mij in de medegenomen
tent opgeschoten en daarin is geen klamboe te spannen, terwijl
zij geen voldoende afsluiting levert tegen de muskieten, zooals
ik tot schade van mijne nachtrust ondervind.
Vroeg zijn we op; er wordt vandaag, 20 Nov., van 7— 2 ge-
marcheerd door zwaar heuvelterrein waar het pad voortdurend
gekapt moet worden; de zwaarste helling die gemeten is bedraagt
ruim 53?; men moet er längs touwen tegen op.
Het bivak wordt betrokken bij een helder stroompje dat gelegenheid
aanbiedt tot het nemen van een verfrisschend bad
waarvan door de koeli’s slechts matig gebruik gemaakt wordt.
Ze zijn spoedig aan het koken van rijst, heden als voedsel ver-
strekt. Gedurende den marsch heeft de Controleur vele klachten
gehoord over de djagoeng-voeding, blijkbaar verteld met de be-
doeling hem zulks te doen hooren. De Madoereesche mandoer
vöoraan; hij heeft zieh uitgelaten dat zijne lieden niet gewend
waren aan djagoeng-\oeding, dat zij niet bestand waren tegen
dergelijke vermoeiende marschen. Nu, dat ze niet berekend waren
voor tochten als deze dan wel daarvoor niet berekend wilden
zijn, dat was duidelijk gebleken; wij die aan den staart marcheerden,
hadden voortdurend achterblijvers moeten opjagen en strom-
pelend waren ze vooruitgegaan ondanks de aanmerkelijk verlichte
vrachten. Mijn oorspronkelijk plan om de vrijgekomen Mädoe-
reesche koeli’s nog heden-terug te zenden moet ik laten varen,
de mandoer verklaart te vermoeid te zijn. Aangezien de afstand
echter te kort is om hun daarvoor een geheelen dag te gunnen,
besluit ik ze morgen nog een eindweegs mede te nemen en ze
dan tegen half elf terug te zenden. De afgelegde afstand is betrek-
kelijk gering en, is eenmaal het pad gekapt, dan kan men op eigen
gelegenheid marcheerende een weg in aanzienlijk veel minder
tijd afleggen dan met een colonne waarbij voortdurend oponthoud
is door het wachten op een ander.
De meesten vergissen zieh in hooge mate bij de schatting van
afgelegde afstanden; b.v. het gedeelte weg door den Controleur
bij de verkenning afgelegd en volgens hem vermoedelijk 5 paal
bedragende, bleek bij de meting nog geen i'/2 Paal lang te zÜn-
Gisteren hebben we afgelegd 3*/2 K.M., heden 2*/4 K.M. Naar
mijne berekening legt een onbevrachte inlander den totalen afstand
af in 2'/2 uur, een bevrachte in vier uur, en de koeli’s zouden
dus zeer gemakkelijk in een dag heen en terug kunnen; maar ik
ben overtuigd dat ze alleen over den terugmarsch een dag zullen
zoek brengen. Het is zelfs te vreezen en 00k te voorzien dat
een deel, ziekte voorwendende, in het geheel niet meer zal terug-
keeren.
Naar aanleiding van de opgevangen klachten wordt conferentie
gehouden met de mandoer's, ten einde tot een zuiveren toestand
te geräken. Met instemming van den Timoreeschen en den Ma-
doereeschen mandoer wordt uitgemaakt, dat om den anderen
dag als hoofdvoedsel zal verstrekt worden djagoeng en rijst; het
ration zal voor twee dagen gelijktijdig worden uitgegeven, zoodat
ze dan zelven hunne voeding kunnen regelen. Wat de kleederen
betreft leg ik hun uit, dat slechts eene geringe hoeveelheid werd
medegevoerd ter verstrekking in het verder verloop van den tocht,
en dan nog alleen aan hen die daaraan behoefte hebben en van
wie verwacht kan worden dat zij voldoende volharding bezitten
tot medemaking van den geheelen tocht. Ook hiervan zien ze
het redelijke in ; ze moeten er zieh bij neerleggen. Ze zullen
tevens hun best doen om het den lieden behoorlijk aan het verstand
te brengen. Ook wordt ter sprake gebracht de bevrach-
tingen, eh daarover heeft alleen de Madoerees klachten; dank zij
den maatregel om bij het terugzenden van een deel hunner daarvoor
de zwaksten te bestemmen, zijn de Timoreezen') bijna allen
1) Zie toch pag. 234, noot I hiervöör. Red.