Von der Nabelkante strahlen entfernt stehende Rippen aus,
die sich nach kurzer Erstreckung in zwei gleich starke Äeste
gabeln. An den Rippengabeln sieht man deutliche, etwas längliche
Knötchen. Ausserdem schieben sich ungespaltene Rippen
ein, die nicht bis zur Nabelkante hinabreichen. Sie alle sind
ziemlich dick, gleich stark und verlaufen ungeschwächt über die
Externseite. A u f letzterer erheben sie sich zackenförmig, doch
ist das wohl eine Folge der Pressung.
Das Stück erinnert mich an Ammonites biplex bifurcatus,
Quenstedt (Petrefaktenkunde Deutschlands, I S. 164, Taf. 12,
Fig. 12); man könnte vielleicht auch Quenstedt: Die Ammoniten
des schwäbischen Jura, III, S. 932, Taf. 101, vor allem Fig. 15
heranziehen, oder an Formen wie Amm. portlandicus Loriol
denken J). Oppel hat in seiner „Juraformation” S. 687 die zuerst
zitirte Abbildung Amm. Witteanus genannt, einen Namen, den
Neumayr angenommen h a t2).
Was das Alter der vorliegenden Form betrifft, so möchte ich
am ehesten an Malm incl. Kelloway denken.
Die Bedeutung des Fundes liegt vor allem darin, dass mit
ihm der erste, sichere Nachweis von Mesozoikum im gesamten
Südgebiet von Neu-Guinea geliefert worden i s t 3).
F r e i b ü r g i/Br., Mai 1906. G. BQEHM.
1) Palaeontographica Bd. XXVII, S. 148.
2) Abhandlungen der K. K. Geolog. Reichsanstalt, Bd. V, S. 177.
3) Vergl. mein „Neues aus dem Indo-Australischen Archipel” , I (N. Jahrb. f.
Min. etc., Beilageband XXII), Stuttgart 1906, S. 393— 396, mit Karte.
B. BESCHRIJVING DER G EVOND EN G E STE EN TEN .
De hieronder nader beschreven gesteenten behooren tot de
volgende formaties:
I. Schief er fo r matie (schiefers, kwartszandsteenen, kwartsconglo-
meraten, kalk, gangkwarts), grootendeels waarschijnlijkjurassisch;
enkele rolstukken hebben een ouder karakter en kunnen wellicht
van hoogeren ouderdom zijn.
II. Oudere eruptiefgesteenten (diabaas en dioriet), alleen als
rolstukken gevonden.
III. Eoceene Sedimenten (kwartszandsteenen en alveolinenkalk).
IV. Jongere eruptief gesteenten (andesieten), gangvormig in III.
V. Recente afzettingen (alluvium).
I. Schief er fo r matie.
N ° .2 . Een kwartsrijke kleischiefer, gevonden. als rolstuk in de
Jamoeni-rivier. Macroscopisch een zwart, dicht, kristallijn ge-
steente met enkele pyrietkristallen. O. h. M. enkele grootere
stukjes kwarts in een fijnkristallijne kwartsmassa, pyriet, glimmer-
schubjes (muscoviet) en een donker koolachtig pigment.
V ° . 3. Een kleischiefer, van aanstaande vaste lagen. O. h. M.
stukjes kwarts en veldspaat in een grijsgrauwe massa, met veel
ijzerhydroxyd. Ook enkele stukjes glimmer.
-VA 27-fgljd ontbreken. Het waren schiefers, kwartsconglomeraten,
kalk en kwartsen van gangen. Ze werden verzameld in het
begin van het schiefergebied. Bij het transport naar Kiroeroe
zijn ze door de koeli’s weggeworpen.
V A 37, 38, jp . Kleischiefers als rolstukken, verzameld in de
groote zijrivieren van de Aroe-rivier. Ze zijn zeer zacht, met
banden van pyriet. Het gesteente is slechts weinig gelaagd, bij
doorslaan is de breuk oneflen. O. h. M- zijn te Jonderscheiden:
kwarts, calciet, pyriet, schubjes muscoviet en biotiet en kool-
pigment. Als secundair product ijzerhydroxyd. N ° . 38 houdt
pieer kwarts dan de andere.