
Dit woord is waarschijnlijk een substantief met de beteekenis
„binnenste, binnengedeelte” , zooals.valt op te maken uit de op-
gave op bl. 15b, waar het met „vrucht” wordt vertaald;: bedoeld
is daar zeker wel het vruchtvleesch of de pit of kern, die binnen
de schiP of de schaal zit. Wadekoema bet. dus eigenlijk „tasch-
binnendeel” , enz.
makan „onder” , de epe makan „onder dien boom” .
bit „tot, tot aan” (bl. 20b), noh mindab bit Oeroem mierave „ik
ben gegaan tot het dorp Oeroem” . In dezen zin is bit feitelijk
een werkwoord „gaan tot” ; het staat 00k niet achter het woord
toaarvan het den naamval aanduidt, zooals de andere voorzetsels,
maar er voor.
miet „naar” , noh Kombre miet „ ik ga naar Kombre” , doeve
•miet „naar het Strand” , maroe miet „naar den akker” , ra miet
„naar de overzijde’V
awe „op” , in den zin van „op buit, op wild uitgaande” , bv.
jämoe awe „op- een begrafenis uitgaand” , saham. awe „op kan-
goeroes uitgaand” , kitire awe' „op brandhöut uit” , javoen awe
"„op prauwen uitgaand” .'
ahiem, awahiem, vertaald met „aan” in de uitdrükking mehan
awahiem „zeggen aan” . De vorm van dit woord is die van een
Imperatief (zie bl. 646) van ahi o f wahi, van welken stam als
beteekenis wordt opgegeven „zeggen” . Voor „eten” en „drinken”
geeft de Wdl. tamoe (voedsel) ahiem en daka (water) ahiem;
hieruit kan men' als- beteekenis van ahiem opmaken „tot (zieh
nemen)’ ?
Van de bijvoegelijke naamwoorden valt in de eerste
plaats te zeggen dat zij in samenstelling met het zelfst. n.w.
dat zij bepalen, als bepalende woorden het eerste lid der samenstelling
vormen, bv. ja r it onim „dapper (jarit) man” . SomS
worden 00k zelfst; n.woorden als bijv. naamwoorden gebruikt,
bv: basiehe „varken” en „moedig” ,' saham „kangoeroe” en „ la f” .
Andere bijv. naamwoorden zien er uit alsof zij zijn samenge-
steld bv. dohie „rood” , uit do (bloed) en hie, vgl. ahiem (eten),
wellicht een Imperatief van den stam hie, die dan als subst.
„smaak” en .overdrachtelijk „kleur” zou kunnen beteekenen, vgl.
00k honahie of hoenahie „zwart” en hohie „wit” , m a h i e r f ” .
Ieriere „ziek” is eene herhaling van iere, vgl. hir of hire „lekker”
en emire „trek, lust” .
Omtrent de werkwoorden valt te zeggen dat de. stam een*
voudig met het onderwerp (voorn.w., zelfst, n,w.) wordt samen^-
gesteld, bv. noh noe ehe „ik (noh) slaap (noe) hier” , noh tamoe
tieshe, noh noe „ik heb genoeg (tieshi) gegeten, ik ga slapen” ;
noh mahai „ik ga voorop” ; bahe wo iedie ra „gij ziet (iedie) den
overkant niet (bahe)” -, nah naham mahie iedie poe-onim „ik kom
willende de vreemdelingen zien” ; got saham narau, got wariete,
noh ivon got miete, iedie „de honden zien (narau) een kangoeroe,
de honden huilen, ik loop snel (ivon) naar de honden, öm te zien” .
Dat het voorwerp nu eens voorafgaat, dan weer volgt op het
werkwoord, is reeds vroeger opgemerkt en 00k in de boven-
staande voorbeelden te zien.
De tijden worden omschreven door mindab *) voor de ver-
leden tijden (Praeteritum en Perfectum), door ade (straks), dämie,
damieme (komen), makie (willen) voor den toekomenden tijd
(Futurum). Voorbeelden:
onim epe mindab tiemien „die man is reeds opgestaan” ; mindab
hosan ra miet „is reeds naar den overkant gezwommen” ; onim
epe mindab wariet noh „die man heeft mij geroepen” .
ade onim epe damie hahievdi „straks (ade) zal (damie) die m a n
dood zijn” .
ohim ehan damieme wazieke onim ehe „die menschen komen
(zullen, damieme) dooden de menschen hier” .
apape zie damie wien „morgen zal (damie) het dansen (sie)
geschieden (wien).
apape mahie manave „wil (mahie) morgen (apapi) gaan” .
hawa! mahie manave „voorwaarts, wij willen gaan” , •
de epe mahan noh mahie ambiede „onder dien boom wil (mahie)
ik gaan zitten” .
De wederkeerige vorm wordt op eene plaats (bl. 6b) omschreven
door ra (overkant), mehan ra „overleggen met elkaar” , woordel.
„spreken, beraadslagen met de overzijde (de tegenpartij)” .
Onderscheid tusschen actieve en passieve vormen wordt door
den vorm van het werkwoord niet uitgedrukt.
Telwoorden zijn er slechts twee, zahod of zahode „den” en
iena „twee . Voor „drie” zegt men iena zahod2) „twee en een” ,
voor „vier” iena iena „twee en twee” , voor „v ijf” iena iena zahod
„twee en twee en een” . De Redactie teekent daarbij nog aan,
1 ) R a y s ch r ijft mentä en mende en h o u d t h e t v o o r e en e a a n d u id in g v an h e t p a s s ie f.
2 ) D e v orm zakoedaak v o o r „ d r ie ” , d ie n R a y o p g e e f t ( t. a. p .) o p g e z a g v a n
K a p t . B ik. z a l w e l e en v e rk e e rd g eh o o rd z ak o dm z ijn e n dus n ie t „ d r ie ” , m a a r
b e te e k e n e n .