
van het blad 0.58M. Totale leng te 2.53 M. Gröotste breedte van M t blad 0.21,M.
Omtrek van den Steel ca. 0.13 M. Verkleining I op l 3 '/ioj
e Groep. Schepriem N ° . 14.0. (PI. II). De lepel is hier aan öön kant bewerkt,
terwijl weer eene kamvormige verdikking van den lepel in - den Steel overgaat:
Hier is de' bewerking eenvoudiger dan bij N°. 147. De drieboekige figuur die het
gestileerd gelaat op N°. 147 begrenst, en den omtrek van het mensohelijk-gelaat
weergeeft, ontbreekt hier, zoo 00k de krans van zigzag-loopende lijnen, behalve
aan de onderzijde. Hier loopen de spiraallijnen die de oogen uitdrukken, längs de
kamvormige verdikking naar boven toe uiteenwijkend op, waardoor blijkbaar sterk
gefronsde wenkbrauwen worden voorgesteld, die aan de oögen iets zeef schrik.
wekkends verleenen, nog meer geaccentueerd door de zigzaglijn daar beneden,
welke voelbaar een rij van dreigende boventanden weergeeft. Ook het scherphoekige
van de oogspleet werkt mee om deze oögen schrikwekkender te maken en feiler,
tegenover het meer goedmoedige bij Nö. 147- Wij krijgen hier nu tevens de zeker,
heid, dat de lussen in de versiering van N°. 158 (van de Oostbaai) inderdaad ook
niets anders moeten Vöorstellen dan oogen. ,
Bij dezen lepel is het middenste bovendeel rood .gekleurd, zoo ook de ruimte
tusschen de zigzaglijnen en den rand onder de oogen. De zigzaglijnen zelve zijn
wit en worden bövenaan begrensd door een horizontaal loopende zwarte lijn. De
ruimte waaruit de spiraallijnen oprijzen is wederom wit evenals bij fig. 147- Het overige
is zwart, behalve het onbewerkte deel beneden het gelaat, dat rood is. Aan den achterkant
van den lepel werd geen kleur aangebracht, evenmin als bij fig. 147-het geval is.
. Ook deze riem is van de Digöel. Lengte van den Steel 1.91 M. Lengte van het
blad 0.53 M. Totale lengte 2.44 M. Grootste breedte Van het blad 0.17 M. Omtrek
v a n d en Steel 0.12M. V e r k le in in g 1 op 13. '
' j e Groep. Schepriem N ° . 144. (PI. II, 2 afbb.). Blad niet bewerkt.. De steel eindigt in
een haak. Deze haakeinden heb ik slechts enkele malen gezien. Dat die zoo zeld-
7nnm voorkwamen, moet er dunkt me op wijzen dat zij nog eene bijzpndere
functie hadden te vervullen, en wel waarschijnlijk die van lans met weerhaak (?). Iets
in analogen zin gaf schepriem N°. 147 te aanschduwen, waar het eind van den
Steel lepelvormig is üitgehold, en waarbij men zeker wel moet denken aan een
gebruik van het achtereinde als lans.
Van de Digöel. Lengte van den steel 2.04 M. Lengte van het blad 0.61 M.
Totale lengte 2.65 M. Grootste breedte van het blad 0.19 M. Verkleining van het
geheei I op 13, van het uiteinde met den weerhaak (?) I op 7.
Samenvattende, kan men zeggen, dat de schepriemen van
-Mimika herkomstig het meest artistiek en tevens het meest be-
schaafd zijn versierd; dat die van de Digoel een veel eenvoudiger,
maar zeer krachtige versiering dragen, die, ook door kleuren,
verhoogd, sterk en forsch spreekt. Terwijl die van de Oostbaai
tusschen beide instaan, met meer gelijkenis echter op de Mimikariemen.
In alle drie speelt echter het 00g als starend en dreigend
motief eene hoofdrol, aangebracht in den vorm van een min of tneer
eenvoudige spiraallijn; een motief, dat straks vooral bij de pijlen
terugkeert, en daar (zie p. 595— 596) 66k voor Merauke zal blijken
het meest voorkomende en mystiek-bedoelde versiersel te zijn;