
dat hoeveelheden boven 5 worden aangedüid met otievt „veel”
en dat voor de getallen 6— 10 de Maleische telwoorden zijn ge-
assumeerd ').
Bij de VOOrnaaniWOOrden is voor de persoonlijke hetzelfde op
te merken als bij de Telwoorden, n.lj dat er slechts twee döoraf-
zonderlijke termen worden onderscheiden. Evenals bij de Te lwoorden
slechts benamingen voor 1 en 2 bestaan en 3 door
2 + 1 , 4 door 2 -)-2, s door 2 -j • 2 -j 1 wordt aangedüid, zoo
wordt 00k het meervoud van den isten pers. nok {ik) gemaakt
uit nok en wo (gij, zde pers. e.v.) dus nok wo „ik en gij, wij” 2).
Voor het meervd. van den 2den pers. vinden wij bl. 33^:wo onim
epe „gij, die lieden, gij daar” , eene soortgelijke uitdrukking dus
als ons „gijlieden” . 0,p bl. 21» wordt voor „wij drieen” opge-
geven: nok wo iena zakod-, men mag dus zeker 00k wel twee-
vouds- en drievoudsvormen veronderstellen, bv. wo iena „gij
beiden” , wo iena zakod „gij drieen” .
Voor den 3<len pers. e.v. geeft de lijst epe, dat öf een ver-
zwakte vorm is van het aanwijzend voorn.w. van den 2<äen en
gden pers. epe „die, dat, daar” , öf de grondvorm daarvan, in
welk geval epe uit epe en e zou zijn samengesteld. Daar e bij
den eersten persoon behoort en als bijwoord dus „hier”
zou moeten beteekenen, is de eerste onderstelling waarschijnlijk.
In de Wdl. Staat achter dit epe een vraagteeken. Indien dit alleen
de e geldt, en men dus epe voor den juisten vorm houdt, dan
hebben ■wij hier eenzelfde verschijnsel als bv. in het Bare’e en
het Tontemboansch wordt aangetroffen, waar het voorn.w. van
den 3 <ien pers. e.v. si’a (Bar.), sia (Tt.) 00k gebruikt wordt als
aanw. v.n.w. 3de pers. om een reeds bekend of genoemd voor-
werp aan te wijzen, dus z.v.a. „dezelfde, meergenoemde” . Is epe
juist en een zwakke vorm van epe 3), dan hebben wij 00k in het
Bar. eene parallel, n.l. se’e (aanw. v.n.w. 2<le pers. van iets dat
reeds is aangewezen) naast se’i ( i ste pers.).
A ls voorn.w. van den 3<len pers. mvd. wordt opgegeven onim
epe „die lieden, zij lieden” , eene soortgelijke uitdrukking dus als
Mal. mareka itu, Bar. tau setu.
De bezittelijke voornaamwoorden zijn geen andere dan de perl
) Dit zal wel de bedoeling zijn van het „geassimileerd” van den tekst.
. 2 ) R a y g e e f t n ö g v o o r „w i j , o n s ” soptrikV.
3) Op bl. 2 ia worden nog opgegeven de vormen epete en pete, in epete kombV
en pete kombV „van hem”., vgl. epile „daar” , op bl. 25b. Wellicht is ept dus.een-
voudig eene drukfout voor epe.
soonlijke voornaamwoorden, gevoegd vöör het woord dat zij
bepalen, zie boven bl. 644. Meestal wordt het bezitaanduidende
kombe of anamb~i achter het pers. v.n.w. gevoegd en op deze
samenstelling volgt dan het woord dat daardoor wordt bepaald \
zie boven, bl. 655- D u s : vrouw (echtgenoote) oesoem, „mijne vrouw”
nok oesoem of nok kombe oesoem, nok anambe oesoem; „uw varken” ,
■wo kombe basieke, wo anambe basieke. Het voorbeeld nok bake kombe
„niet van mij” op.bl. 21a maakt het waarschijnlijk dat kombe en
anambe syn. zijn met Mal punja en dus „heer, bezitter, eigenaar”
aanduiden, daar het eenvoudiger is deze woorden te vertalen
met „ik (ben) niet de eigenaar” , dan met „mijn niet-eigendom” .
Beteekenden anambe en komb'i „eigendom” , dan zou men bake
nok kombe, bake nok anambe verwachten.
. Aanwijzende voornaamwoorden:
iste pers. e, he, ehe „deze, dit” ; bijwoordelijk gebruikt „hier” .
e basiek nok anambe (bl. 30h) „dit is mijn. varken” .
. e. donde (bl. 31a) wdit is (hier is) een touw” .
he pareke (bl. 30a) „hier is het ondiep” .
ehe ninggip daka (bl. 23b) „dit is goed water” .
ehe got saham nanggoek (bl. 25b) „dit zijn honden voor de
kangoeroe(-jacht)” .
In deze zinnen zijn e, he en ehe onderwerp van den zin, om-
dat zij nadruk hebben en staan daarom voorop; in de volgende
zinnen zijn zij attributief gebruikt en staan dan achter het woord
dat zij bepalen:
mierav~i ehe (bl. 22a) „dit dorp” .
to kasap save ehe? (bl. 31B) „wat voor een is dit huis?”
daka ehe hireke (bl. 23b) „dit water is lekker” .,
soeb'i ehe nokke bake, iesie onim kombe (bl. 24a) „(van) deze
bamboe ben niet ik, (maar zijn) andere menschen de eigenaar(s).”
.nok noe ehe (bl. 24a) „ik slaap hier” .
onim dieno ambiederek ehe (bl. 30b) „van nacht hebben hier
menschen gezeten” .
Op bl. 21a wordt opgegeven dat ehe 00k met „ja” kan ver-
taald worden. Doch 00k in die beteekenis is het aanwijzend
voornaamwoord „deze is het, dit is het” , evenals ons „däär heb
je ’t ” = „juist” .
Het van ehe afgeleide ehiti (zie boven, bl. 649) wordt alleen
als bijwoord van den ie pers. gebruikt.
ehite (bl. 26a) „hier is het” .
ehitt Kombre koi (bl. 23b) „hier is de weg naar Kombre” .
ehite basom (bl. 31a) „hier is de bijl” .