
p. 471 hie’rvöör), dus tusschen Waflteri en Nimei ').' Op d it' punt
schrijft VAN’Delden: in zijn mij ter beschikking staande oorspron-
kelijk Journaal: „Ik ging alstoen met de sloep van boord en
■^kwam zoo digt aan de[n] wal dat wij de inlanders konden zien
j,löopen,. welke groote vuren maakten en m e t b amb o e z e n
'„{volgens ■ verhaal van den tolk) g e v u 1 d m e t f i j n e s' c h u 1 p-
;M'k a lk , a s ch en zand, ie.enen r o o k of. damp ma a k t en,
.¿door die. al l o o p e n d e in de h o o g t e ui t t e we rpen.
„Kort daarop zagen wij 6 ä 7. vaartuigen met inlanders op ons
•„afkomen, voorzien met witte vlaggetjes of do'eken, die zij hoog
^ophieven en rond zwaäiden . . . . De tolk wist niet wat de witte
„vlaggetjes te beduiden hadden [Nota bene!],- do c h he t op-
, w e r p e n v an k a l k en asch, z e i d e hij, d a t zij v o o r de
• jCe r ams che J o n k e n 00k g ew o o n w ar e n te doen, en
^di ende tot " v e r k en n i r i g of een t e e k e n om bij hun
■„te k ome n ” .'
1828 (5 Juni). Modera, zeeofhcier aan boord derzelfde Triton,
vertelt in : zijn boek („Verhaal van eene reize enz.” ,' Haarlem
1830) op dienzelfden dag. en terzelfder plaatse uit de tweede
hand, blijkbaar naar wat hij van Commissaris VAN Deeden in
hoofdzaak had vernomen; maar voegt en in den tekst en in een
noot iets' belangrijks bij. Hij schreef to ch : „Men had verscheidene
„menschen op het strand zien staan, die met een kort stuk
„bamboes zwaaiden, waaruit alsdan iets, evenals rook te voor-
^,schijn kwam, zonder dat men vuur zag. De tolk zeide,-— en
„het is ons n a d e r h a nd , t o e n wij ze in h a n d e n kr e g en,
„ b e w e z e n g ew o r d e n — dat zij in die bamboezen een mengsel
„van kalk (waar zij aan dien kalk komen, weet ik niet te bepalen,
j,welligt branden zij dien uit schelpen)2), asch en zand hebben,
„hetwelk zij in de hoogte gooijen om zieh te doen verkennen” .
(I.e. p. 51— 52).'Maar een stuk van zijn tweede noot op deze
p. 52 is nog-veej interessanter, want daarin verwijst M o d e ra
haar eene (vertaalde) aanhaling . door PASTEUR in een noot bij
diens vertaling van C o o k ’s Reizen, dl. I l l (Leyden enz. -179.8,
p. 275); welker tekst, ontleend aan J. H u n t e r ’s ^An historical
Journal of the transactions, at Port Jackson and Norfolk Island”
(London, 1793), hier door mij gelukkig in het oorspronkelijk Engelsch
kan gegeyen worden, en, in dato 23—26 Mei 1791, aldus luidt
pver de inlanders van het „Duke of Y o rk ’s Island” = Neu-Lauen-
; 1) De. lengterbepàlingen der Triton zijn gemiddeld ca. 8' tc 'Opstelijk gesveçst;
bovenstaande dengte ,mag dus op inderdaad 136° 3'8' O. geschat worden.
2) Wat hier, tusschen haakjes gaàt, staat bij Modera in een noot.
burg tegenwoordig (tusschen Neu-Pommern en NeU-Mecklenburg):
„The natives, of .the Duke of Y o rk ’s Island are a stout/robust,
„well made people, of a light copper colour; I saw none who
„could be called black; :they go entirely naked; the hair is woolly,
„but it is so managed bij some sort of grease or ointment, and
„a white or red powder with which they dress it, that it hangs
„on some like so many candle wicks, or rather like the thrums
„ [d .i. twijrigarens] of a new mop [d. i. scheepskwast] reversed,
„or , turned upside down; t h e y , are g e n e r a l l y as f u l l y
„ p o w d e r e d as a b e a u d r e s s e d for an a s s emb l y [denk
■„aan den „Pruikentijd” !]; some have their hair of a yellow, sun
„burnt colour, others quite red, as if powdered wholly with the
„true marechall [d. i. cinnaber]; none are seen with the hair of
„its natural colour. T h i s y e l l ow or r ed a p p e a r a n c e , I
„believe, m a y b e o c c a s i o n e d b y thi s u n i v e r s a l me thod
„of p o w de r i n g , for the p o w d e r s e ems to be ma d e
„ f rom b ur n t shel l s, or c o r a l [?.i]i ; a n d is r e a l l y a -kind
„of l ime; ' t h e y g e n e r a l l y c a r r y a sma l l g o a r d [ = kale-
„basj 'or b o x f i l l e d wi t h it a b o u t them, and w he n
„ t h e y ar e h o s t i l e l y di s po s ed, t h e y f r e q u e n t l y t a k e
„a q u a n t i t y of thi s p o w d e r into the h o l l o w of the
„hand, f rom whi ch, w i t h a s t r o n g b l a s t f rom the
„mouth, t h e y b l e w it b e f o r e them; and at a small
„distance it has exactly the appearance of firing gun-powder;
„and no d o u b t is m e an t as a t o k e n of d e f i anc e . This
„practice is certainly used by the people of New Guinea, for
„Captain COOK takes notice of it when his boat landed on that
.„coast near Cape Walsh [lees: ca. 2 graden N. ten O. van Kaap
„ValschJ,: and says, that he supposes those people have some
-„method of producing fire, in that sudden manner . . . . : however,
-„after all, t h e r e is much r e a s o n to b e l i e v e , t ha t wha t
„Ca p t a i n COOK s aw upon t h a t c o a s t was the v e r y
. „pr ac t i c e us ed here, whe r e we s aw it in a muc h
. „nearer i n t e r v i e w , as s ome o f our p e o p l e had it
„ b l own in t h e i r e y e s . ” (Op. cit., p. 233— 234) ').
1) N â â r 'het exemplaar in de Universiteits-Bibliotheek te Leiden. — Voor de
. plâatsbepaliüg van „Duke of York’s Island” tegenwoordig (alvvaar HuNTER-zelf op
p. 238 van zijn werk de ligging van „Port Hunter” bepaalt op „40 7' 30" south,
.and longitude 1520 42' east” ), zie men allereerst de kaart tegenover p. 265
in H u nter’s werk \ en daarna den voortreffelijken „Deutscher Kolonial-Atlas” van
. P. L anghans (Gotha, 1897), Blad 25^ waar tevens de oudere historische namen
voorkomen. Daar ligt „Hunter Hafen” inderdaad op 40 6 'Z.Br. en i 52° 25'O .L .