
B. D a n s s t a v e n . (M&raukS).
Onder den naam „dansstaven,J zijn twee van M£rauk£ herkomstige voorwerpen,
Nos. 457 en 458, elk in twee af beeldingen op Plaat IX teruggeven. Het zijn staven
van een deels knots- deels speervormige gedaante, welke bij dansfeesten in de hand
worden gedragen. Men denke daarbij eenigszins aan onze tamboer-majoor-staven.
N ° ' 4S 7' (Pk IX, 2 afbb.). Heeft een tonvormig verdikt einde, en is van licht hout
vervaardigd. Het gewicht van het geheele stuk, dat 1.50 M. lang is, bedraagt slechts
i^ 'K .G . Het verdikte einde is van ruitvormig loopende groeven voorzien en aan
het ondereind door een eenigszins uitstekenden ring, aan het boveneinde door een
kegelvormig verdikte punt begrensd. Verkleining van den geheelen staf I, op 19,
van de spits 1 op 53/5.
N ° . 458. (PI. IX, 2 af bb.). Het einde is meer speervormig, plat en ä jour be werkt,
inet insnijdingen die aan de lengte van het voorwerp evenwijdig loopen. Hier is boven-
dien het buitenste gedeelte wit gekleurd, terwijl het middelste gedeelte ongekleurd
is gelaten. Ook hier is het bewerkte deel naar onder door een ringvormige ver-
dikking, naar boven door een kegelvormig verdikte punt afgesloten. Voorts zijn
enkele draadversieringen met vogelveeren aangebracht. Lengte van den staf 1.75 M.
Gewicht 1 K.G. Verkleining van den geheelen staf 1 op 19, van de spits 1 op 83/5.
XIII. Schilden. Plaat X. (Oostbaai).
Schild N ° . igo. (PI. X). Het schild is aan de voorzijde bewerkt, aan de achter-
zijde niet* het handvat echter zit aan die achterzijde. In de figuren, op het schild
gesneden, worden vooral dubbel gecontoureerde lijnen aangetroffen. Het geheel is
in drie vakken verdeeld, twee kleinere van boven, en een grooter van onder. Dat
in die twee kleinere bovenste vakken menschen-rnaskers zijn uitgedrukt, lijdt geen
twijfel j de oogen zijn in beide door grove gebroken spiraallijnen aangegeven 5 in
het bovenste vak is ook neus en mond zeer sterk uitgedrukt 5 in het vak daaronder
alleen de neus, waardoor dit masker veel minder spreekt. Meer sämengesteld is
het derde, teveris onderste vak. Het mag echter buiten twijfel heeten dat daarin
een volle menschfigüur is voorgesteld, waarvan oogen, neus en mond evenals op
het bovenste vak (maar minder expressief), voorts het lijf met de beide armen
zeer ruwweg, en eindelijk het onderlijf met naar boven opgaande voeten op
evenzeer schematische wijze is voorgesteld. Het geheel van dit derde vak vormt een
menschenpop, die meer heraldisch dan natuurlijk is weergegeven, in tegenstelling
b.v. tot de prachtig-realistische menschenfiguren op Soemba-weefsels. D
Zooais uit de af beelding duidelijk blijkt is de ondergrond, nl. de gröotste ruimte
tusschen het snijwerk, wit geschilderd; de ruimte die speciaal door de dubbele
lijsten wordt begrensd, is echter rood geschilderd. Aan de zijde die bij het dragen
boven is, verheft zieh in het midden een puntig uitsteeksel. In dit uitsteeksel is
alweder een gestyleerd menschengelaat gesneden 4^ op de Plaat nog vrijwel te
zien •— met 7 openingen doorboord, waardoor plantenvezels zijn gehaald. Dat dit
uitsteeksel bij het dragen van het schild naar boven wordt gehouden wordt mede
bevestigd doof den stand van dit gelaat.
Dit merkwaardige stuk is v a n de O o s t b a a i . Lengte van het schild 1.30 M.
Breedte van boven 0.36 M., van onder 0.24 M. Uitsteeksel 0.16 M. Gewicht 2 K.G«
Verkleining 1 op 93/s.
1) Verg. hierbij vooral wat' strälcs onder rubriek X V (p. 603) gezegd zal worden
over den ook van de Oostbaai herkomstigen Bezweerkoker. Red.
Handh'ömrne.ni e.D Danssfaven ( 457,458),