
I N L E I D I N G.
— cxß=g>o—
Het hier uitgegeven boek bevat de resultaten van de Zuid.
west Nieuw-Guinea-expeditie, waartoe het Kon. Ned. Aardrijks-
kundig Genootschap besloot in zijn Bestuursvergadering van
Zaterdag 19 Dec. 1903. Zij ving aan met hetWertrek van den
Vertegenwoordiger K. N. A . G., den oud-zeeofficier R. POSTHUMUS
Meyjes, op 25 Febr. 1904 naar Genua, eindigde feitelijk met
het wegstoomen van het Gouv.’s-Mar. S.S. Valk uit de Etnabaai
op 18 Febr. 1905, maar vond een zeer welköm toevoegsel in
de opvaart en verkenning der Digóel-rivier (Zuid Nieuw-Guinea)
van 24 Maart— 19 April 1905.
De eigenlijke Zuidwest Nieuw-Guinea-expeditie, die vó.ór alles
eene expeditie naar het Sneeuwgebergte van Ned. Nieuw-Guinea
was — verg. het Bestuursschrijven dd. 24 Dec. 1903; p. 191 — ,
heeft niet bereikt wat zij hoopte. Tot beklimming van een punt
op diens kam in het centrale gedeelte heeft het niet mögen
komen; men heeft, na tevergeefs getracht te hebben ten zuiden
van dat centrale deel een veilige invaart en een goed punt van
begin te vinden, zieh moeten tevreden stellen met het aan-
tasten van de Westelijke flank, van de Etnabaai uit. Het hoögst
bereikte punt is daar geweest 2017 M., gelegen op 30 56' 20"
Z.B. en 135° 22' O.L., waar kapitein de Rochemont en mijnen-
ingenieur Moerman van 14— 27 Januari 1905 hun laatste en
meest Oostelijke bivak hebben gehad, en, met een wild berg-
stelsel voor zieh, door dienstweigering van de al eenige weken
tot staking geneigde koeli’s verplicht waren terug te keeren.
Wanneer men daarnaast de hoogte en ligging neemt van den
tot nog toe bekenden hoogsten Sneeuwtop, den CARSTENSZ-top,
naar de laatste gegevens bij benadering bepaald — zie Kaart la,
en p. XXIII hierachter — op minstens 5500 M., en 30 59' 30” Z. Br.,
*37 1 1 5 ° O. L., dan blijkt het verschil in hoogte tot dat uiterste
•doel ca. 3500 M., en in hemelsbreedte 200 K.M. te zijn geweest ').
Onder de gegeven omstandigheden is men dus een heel eind
verwijderd moeten blijven van dat uiterste doel,'en heeft deze
expeditie geenszins gegeven wat het Bestuur van het Aardrijks-
kundig Genootschap zieh hoofdzakelijk had voorgesteld. Voor
de ontdekking van sommige deelen der Zuidwestkust van Ned.
Nieuw-Guinea is echter veel gedaan: het binnenland achter de
Etnabaai om de Oost is men voor het eerst, een 46 K.M. (hemelsbreed)
dngetrokken; de Oetäkwa (vroeger „Tania” geheeten) op
137° 13' O. L. is • van 28 Sept.— 3 Oct. ’04 door kapitein d e
R ochemont een 64 K.M. stroomop gevaren, en ca. 43 K.M.
hemelsbreed Noordop. (verg. p.211); de zgn. „Kasteel-rivier” op
137 40 O.L. van 18— 19 Oct. ’04 door denzelfden een 32 K.M:
stroomop gevaren, en ca. 16 K.M. hemelsbreed Noordop (zie
p. 224); het onbekende kustgedeelte tusschen Oetäkwa en Oostbaai
werd a/b der Flamingo in Oct; ’04 door den heer Meyjes in
schets opgenomen; en vooral: op 7 Oct. 1904 werd de Oostbaai
ontdekt. Daarnevens zijn door den heer Posthumus Meyjes van
12 . punten tusschen Mëraukë, Fakfak en Dobo, deze drie inbe-
grepen, de Lengten en Breedten astronomisch bepaald, en is daar-
mede het raamwerk verkregen waarbinnen voor het eerst een ver-
trouwbare schetskaart van Nieuw-Guinea’s Zuidwestkust ontworpen
kon worden; en werd door denzelfden, samen met Ass.-Resident
K roesen, de Digóel-rivier niet minder dan ca. 540 K.M opge-
varen (zie p. 155), en ca. 220 K.M. hemelsbreed.
De Kaarten, aan dit boek toegevoegd, zeggen dienomtrent het
overige. Terwijl Kaart I alleen als overzicht dient bij het lezen
van dit werk, en Kaart II een historische vergelijking maakt
tusschen de verschillende phasen onzer „bekendheid” — men
1) De oud-zeeofficier C. C r a a n d i j k , de teekenaar onzer kaarten, mat voor mii
de verschillende punten en afstanden uit op Kaart VII, waarvan de gegevens hier
als basis dienen, voor sommige aangevuld (bij de Sneeuwtoppen b. v.) naar de jongere
gegevens van Kaart K — Voor afstanden van hoogte tot hoogte wordt met opzet alleen
„hemelsbreedte” genomen, om eenigen maatstaf voor vergelijk te hebben daar de
aard van , het tusschengelegen terrein onbekend is en dus niet in rekening kan
worden gebracht. Wil men echter veilig gaan om „hemelsbreedte” in „werkelijk
te doorloopen afstand” m dit bergterrein om te zetten, dan vermenigvuldige men
met 2 ; dat iS dan m elk geval.zeker te hoog genomen. Als voorbeelden kunnen
dienen: de hemelsbreede afstand Kiroeroe||uiterste bivak d e R o c h em o n t is
46 K.M.; de werkelijk doorloopen afstand 60 K.M.; de hemelsbreede afstand Oostbaai
uiterste bivak L o r e n t z (zie Bulletin N°.. 56 der Mij. t. bev. v h Nat Ond
WaS 137 all de wei'kelÜlc afgelegde afstand „wel meér dan
200 K.M.. Door dus de op de kaart uitgemeten hemelsbreedten onderling te
vergelijken, heeft men een vrijwel zuiveren maatstaf.