
hoewel hier en daar nog door alleenstaande toppen voortgezet ').
Halverwege den namiddag ankerden de schepen ter hoogte
van het bovengenoemde eilandje, — om zijn uitwendig voorkomen
met den naam K a s t e e l - e i l a n d gedoopt.
De volgende dagen had hier geul- en rivieronderzoek plaats.
Door den luitenant ter zee DE V R IE S werd met de Anna een
grootscheepsch vaarwater naar binnen gevonden, en daarop door
kapitein D E R o ch em o n t de rivier nader geexploreerd2). Het
resultaat was, dat zij voor het beoogde doel door hem niet ge-
schikt werd geacht, eensdeels wegens de moerassige gesteldheid
van de kust en van de oevers, anderdeels wijl ze in N .N .O A e
richting, en dus van het hooggebergte af, naar binnen voerde
en bovendien van geringe grootte bleek te zijn.
Van hieraf begon de kust weder hetzelfde voorkomen aan te
nemen als in de omgeving van de Oetakwa.
Van af Wajeteri en Poeriri tot aan de Oostbaai, was thans de
kust onderzocht, zonder — in de gegeven omstandigheden —
een geschikt punt gevonden te hebben. Verder oostwaarts-gaan
verviel, wegens te zuidelijke strekking der kust; er bleef dus
slechts over: meer westelijk.
Het eerste gedeelte in die richting, van Wajeteri tot even
voorbij de Mimika-rivier, was in 1903 door den gezaghebber W.
D E JO NG met het Gouv.S.S. van Doorn in schetskaart gebracht
— zie Schetskaart van Ned. O.-Indie, N°. 48 ■—• en was daarbij
gebleken, gelijk vroeger vermeld is, dat zieh tusschen Wajeteri
en Mimika geen voor zeeschepen bevaarbare riviermond bevond.
Wat de Mimika zelv e' betrof, de redenen die haar indertijd
niet in de eerste plaats voor operatie-basis in aanmerking hadden
doen komdn, waren: i° haar nogal westelijke ligging ten opzichte
van de Sneeuwtoppen, en 2° haar weinige diepte aan de monding,
waardoor zeeschepen vermoedelijk niet konden binnenkomen. In
haar voordeel pleitte, dat reeds ten vorigen jare vriendschappe-
lijke aanraking met de bevolking was verkregen, 00k dank zij
den Maleisch-sprekenden Radja van de strandkampong, en dat
bij de toenmalige opname der rivier was gebleken dat zij vrij
1) In Dec. 1904 werden door het Gouv. S.S. Valk, bij een bezoek aan de Oostbaai,
00k in deze N.O.ke richting Sneeuwtoppen gezien. P . M. — Verg. in T. A.
G. 2e S., XX II, 1905, p. 371, de mededeeling van den gezaghebber J. H. Hon-
d iu s v a n H e r w e r d e n . ^ed.
2) Zie hieromtrent het gedetäilleerd Verslag van kapitein DE R o ch em o n t sub B
hierachter.
hooge oevers bezat, en het terrein dus waarschijnlijk geschikt
zoude zijn voor het oprichten van een landingsbivak.
Waar nu de keuze ten deze langzamerhand zeer beperkt was
geworden, werd besloten de Mimika-geul nader te onderzoeken;
het nadeel, sub i° genoemd, zoude dan over het hoofd gezien
worden; terwijl wat sub 2° aangaat, de kans bestond dat dit kon
medevallen, daar uit de op de schetskaart voorkomende diepte-
cijfers niet met voldoende zekerheid was uit te maken of de
Mimika of wellicht een harer zijarmen werkelijk voor zeeschepen
gesloten was.
Den 20sten was het onderzoek bij het Kasteel-eiland afgeloopen,
en werd daarop den volgenden dag — onder voortzetting van
de „loopende opname” der kust — naar de Oetakwa gestoomd.
Volgens belofte van het Bestuurshoofd van Zuid N. G. zoude om-
streeks dezen datum de Gouvernementsstoomer Lombok of zijn
plaatsvervanger de Valk van Merauke aldaar aankomen, met het
op Z. N. G. achtergelaten expeditie-personeel; zoo noodig zoude
het schip dan verder nog eenigen tijd aan de expeditie behulpzaam
kunnen zijn.
In verband met dit laatste had de Commandant der Flamingo
medegedeeld, dat hij — nu dan met de Lombok of de Valk het
onderzoek kon worden voortgezet — om hygienische redenen
het noodig achtte, na aanvulling van zijn kolenvoorraad op Dobo,
naar Ambon door te gaan, ten einde zijn equipage na dit vier-
weeksch verblijf op de kust te ontspannen. Gereedelijk stemde
hij echter in het verzoek van den heer P. M. toe, om in dat
geval de Anna bij de Lombok achter te laten; op de vraag van
den luitenant ter zee DE V R IE S en van de Europeesche beman-
ning, om op het scheepje mede ter kust te mögen achterblijven,
meende hij echter om bovengenoemde redenen afwijzend te
moeten beschikken. Voor het gebruiken van de Anna was het
trouwens niet noodig, daar in dat geval de Valk wel eenig per-
soneel tijdelijk zou kunnen afstaan. Gelijk van zelve spreekt,
zouden de heer P. M. en kapitein DE R O CH EM O N T bij het ver-
trek van de Flamingo op de Valk overgaan.
Den 2isten> op den afgesproken datum, kwam de aflosser van
de- Lombok, het Gouv.S.S. Valk, op het vereenigingspunt voor de
Oetakwa aan, de H.H. K O C H , S E Y N E K o k , M o e r m a n en luitenant
ONVLEE met een groot deel der militairen en koeli’s mede-
brengende.