
de reis weder verder noordwaarts, en werd daarbij de monding
der Digoel onopgemerkt voorbijgevaren. In K o l f f ’ s reisbeschrij-
ving (1828) lezen we dienaangaande (p. 350— 351):
„Wij verlieten den mond van de Dourga-rivier, en zeilden op
„nieuw längs de modderbank '), die zieh aan de noordzijde ver
„uitstrekte, koers houdende om de W. N. W., N. W. en N.
„Wij hadden bestendig zachten kleigrond . . . . Beurtelings uit en
'„in den wal zeilende, konden we dien echter nergens tot minder
„dan 3 à 2'/2 mijl naderen. De kust loopt hier over het alge-
„meen met vele hoeken en bogten” .
Wat den zuidelijken ingang der Marianne-straat betrof, deze
stond reéds sinds twee eeuwen op de k a a r t— al werd öök die
opening door haar ontdekker, den Spaanschen zeevaarder L uis
V a e z d e T o r r e s , voor een riviermonding gehouden en de
Ba r th o l ome u s - r i v i e r genaamd. T o r r e s bezeilde deze kust
in 1606 op een reis van Zuid-Amerika naar de Philippinen,
waarbij hij de eerste zeevaarder was die de sedert naar hem
genoemde Torres-straat, tusschen Nieuw-Guinea en Australie,
doorvoer. S | A ls een bewijs hoe lang het in vroeger tijden
duurde voor dergelijke belangrijke ontdekkingen „gemeen goed”
werden, möge dienen, dat nog jarenlang na 1606 die doorvaart
aan de Höllandsche en Engelsche scheepvaart onbekend bleef.
Steeds werd op de kaarten de kustlijn van Nieuw-Guinea naar
Australie döörgeteekend en die oostwaarsche inbuiging met den
naam van: „Die droge Bocht” aangeduid. Eerst in ongeveer
1760 kwamen de Engelschen, bij de bezetting van Manila, door
het nazien der archieven aldaar te weten, dat het T o r r e s was,
die anderhalve eeuw geleden dezen zeeweg ontdekt had. En
sedert werd hij naar hem genoemd.
De Dourga had tot aan die Bartholomeus-rivier haar kustreis
uitgestrekt. Felle vroegtijdig doorkomende Z. O. moesson had
haar daar tot terugkeeren genoodzaakt. Van boord af, was toen
door zons-en maänsobservatien de Lengte der monding op 1390
2' 50" beoosten Greenwich ( K o l f f , p. 347) bepaald.2).
Na het bezoek der Dourga verliepen thans slechts twee jaar
1) Het is juist vlak benoorden deze modderbank, dat de Digöel in zee stroomt.
Zie K a a r t VI .
2) De waarnemingen van den heer P. M. in April 1904 op Hoek Kombis, den
oosthoelc van Marianne-straat, gaven voor de Lengte aldaar 138° 53'38". Bij het ver-
schil tusschen beide resultaten moet rekening worden gehouden met het feit dat
luit. ter zee K o l f f zijn Lengte afleidde van die van Batavia, en de Lengte van deze
plaats ten opzichte van Greenwich destijds nog niet zeer nauwkeurig bepaald was.
vóór het besproken punt andermaal bezocht werd. In Mei 1828
lieten Z. M. Triton en Iris hier het anker vallen, een Regeerings-
commissaris aan boord hebbende van de opdracht voorzien :
na te gaan of hier bij den noordelijken ingang van Straat Marianne
wellicht gelegenheid zoude zijn een Gouvernements-riederzetting
op te richten. Bij de opname der monding werd weder de
modderbank opgemerkt waarover de luitenant ter zee K ö L F F ,
als boven medegedeeld, rapporteerde. Doch 00k thans werd niet
ontdekt, dat de mohding der Digóel zieh even benoorden daar-
van bevond.
De luit. t. zee M o d e r a zegt hiervan in zijn reisverhaal (1830;
p. 37— 38) het navolgende : „Zoover wij er in [in de Dourga-rivier
„nl.j zijn geweest, hebben wij er geene banken in kunnen bespeuren,
„alleen strekt zieh, van den mond tot digt bij den eersten hoek
„aan den noord wal, eene zachte kleiächtige modderbank, ter
„breedte van ongeveer eene quart kabellengte (51 Ned. eilen)
„längs dien oever uit. Deze modderbank loopt 00k buiten de rivier
„N.W.waarts met de kust mede, doch tot hoe ver, hebben wij
„niet kunnen ontdekken, dewijl wij des anderen daags, na ons
„vertrek uit de Dourga-rivier, daartoe te ver uit den wal waren.”
Het volgende bezoek had plaats in eind April 1835, toen Z. M.
Postillon en Sir een, onder bevel van den luitenant ter zee 1e klasse
L A N G E N B E R G K o o l , voor het eerst de zgn. Dourga-rivier zóóver
opvoeren, tot ze tot de ontdekking kwamen dat die rivier een
zeestraat was. De gelijktijdige verjaring van Prinses Marianne
der Nederlanden gaf aanleiding dezen nieuwen zeeweg naar haar
te nöemen.
Volledigheidshalve zij daarbij vermeld, dat M O D E R A in zijn
reisbeschrijving (p. 39) reeds als zeer waarschijnlijk aannam dat
de „Doürga-rivier” een zeestraat is. Het heet toch aldaar: „Het
„toenemen der diepte, hoe verder wij in de rivier kwamen, het
„niet zien van bergen of hoog land 1— waaruit dezelve toch moet
„ontspruiten, wil het eene rivier zijn — de geregelde eb en vloed,
„en dat met stijve winden, die uit het binnenland en dus van
„den oorsprong der rivier (zoo het er eene is?) afwaaijen, het
„behouden eindelijk van zout water, zelfs als de eb af was, en
„wel elf mijlen diëp in de rivier en met aflandige winden, dit alles
„deed ons allen veel grond vinden, om te gelooven, dat de zoo-
„genaamde Dourga-rivier, geene rivier maar eene doorloöpende
straat is.”
Intusschen was noch door deze schepen, noch door Z. M. Borneo,
Commandant de luitenant ter zee I e klasse P. B r o c x , die in