
Noordelijke richting (1300 pas) tot men weer aan den voet van
een heuvel stond, en was dezen in Oostelijke richting gevolgd
(1900 pas). In Oostelijke en Noordelijke richting den weg ver-
volgende, was men in bergen terechtgekomen waaruit geen uit-
weg meer bestond. De onafscheidelijke regen viel van vijf uur
af neder.
Den 15 den was men op zijne schreden teruggekeerd tot aan
den laatsten heuvelvoet, had toen eenigszins Zuidelijk aange-
houden (400 pas), en trof verder op 650 pas een nieuwen heuvel
aan die in Oost-Westelijke richting liep. Eene beklimming gaf
geen uitzicht, en er werd teruggekeerd naar den voet om in
Zuidelijke richting den weg te vervolgen (800 pas). Men meende
hier geroep te hooren, riep terug, hoorde niets meer en ging
verder in Zuidelijke richting; op 1100 pas afstands trof men een
oud gekapt pad aan, volgde dit over 3600 pas, tot een rivier
bereikt werd. Deze liep längs den voet der heuvels. Men stak
de rivier over en liep in Oostelijke richting 4200 pas waar men
aan een groote rivier kwam; hier trof men een oud bivak van
inboorlingen. Deze rivier werd over körten afstand stroomop-
waarts gevolgd, het bivak betrokken en na een nacht van regen
was men den volgenden dag, 16 Dee., in den regen opgebroken,
en had het oude pad gevolgd in Oostelijke richting over 300
pas om dan in Zuidelijke en Zuid-Westelijke richting te moeten
afbuigen teneinde de heuvels te ontgaan ; vervolgens was men
zooveel mogelijk Oostwaarts gegaan (2000 pas), en was toen
gestuit op een zeer breede rivier ongeveer Oost-West stroomende,
die niet te doorwaden was, en die men verder gevolgd had —r
de A r o e ^ om ten slotte in dit bivak te belanden waar nadere
mededeelingen werden afgewacht.
Blijkbaar had dus de heer M o e r m a n een der lange zijden
van een ongeveer gelijkbeenigen driehoek doorloopen, waarvan
ik basis en andere lange zijde had afgelegd; de basis is het
traject door het moeras. Aangezien wegens den afstand te dezer
plaatse een depòt-bivak moest opgericht worden (18 à 20 K.M.),
zou als verbindingsweg gekozen worden de weg door den heer
M o e r m a n afgelegd, die volgens zijn zeggen tamelijk goed was.
Tegen twaalf uur regen die aanhoudt en erger wordt. Intus-
schen beschik ik over een zeil, dat met een briefje is aangekomen
uit het bivak waar de soldaat achterbleef, en waar zieh thans
meer militairen bevinden aan welken ik bericht zend herwaarts
te komen. Het Tusschen-bivak wordt opgeheven.
Onder het afdak gezeten, hebben we elkaar veel te verteilen.
Daarna houden we conferentie over den toestand en over de
vooruitzichten, en als gevolg daarvan wordt den volgenden dag
den Vertegenwoordiger ons oordeel medegedeeld. ’)
Het definitieve oordeel is nu uitgesproken, en helaas in on-
gunstigen z in ; toelichtingen daarop kan de Controleur te
Kiroeroe geven.
Na een nacht van regen — het wordt eigenlijk vervelend die
vermelding van regen; maar zulks is noodzakelijk om te doen
uitkomen, dat inderdaad de natte moesson in werking .was ge-
treden f l , gaat de heer M O ERM AN den I9<len Dec. met enkele
lieden op verkenning längs den rivieroever waar zieh de heuvels steil
verheilen. De mandoer met overige koeli’s gaan naar het Tusschen-
bivak om dit herwaarts te verplaatsen. De rivier bandjir’t nog
altijd d.i. nu reeds zeven dagen, doch sedert gisteren veel minder,
en tegen den middag keert de heer M O ERM AN terug met de
mededeeling, dat op 600 Meter eene passage gevonden is welke
hij is overgegaan, waarna hij den anderen riviertak welke uit
Oostelijke richting komt over betrekkelijk aanzienlijken afstand
is gevolgd. We kunnen dus over; het zal echter zaak zijn dadelijk
een groote hoeveelheid levensmiddelen mede te nemen, en die
moeten er dus eerst wezen.
Den volgenden dag, 20 Dec., als we de dagtaak zullen beginnen,
weder iets nieuws; de Timoreezen staken den arbeid.
Ik geloof de toedracht en het verloop niet beter en bondiger
te kunnen weergeven dan door publiceering van de Nota dien-
aangaande door mij aan den Vertegenwoordiger gericht, waarvan
de inhoud luidde:
„Zonder eenige andere aanleidende oorzaak weigerden Timo-
„reesche koeli’s hedenmorgen dienst te doen, voorgevende hun
„contract afgeloopen was. Zij verklaarden ten kantore te Timor-
„Koepang te zijn aangenomen voor 115 dagen. Ik heb hun het
„volgende onder het 00g gebracht:
„ i e dat het contract hen voor onbepaalden tijd verbond en
„dat zij dus verplicht waren verder dienst te blijven doen;
„2e dat ik hun gelastte aan het werk te trekken, en weigering
„daartoe zou zijn „dienstweigering” ;
„3e dat een terugkeer hunnerzijds naar Kiroeroe gevolgd zou
„worden door eene aanklacht mijnerzijds wegens „contractbreuk” ;
i ) Voor den inhoud van dit schrijven dd. 19 Dec. 1904 uit het Aroe-bivalc aan
den Vertegenwoordiger K . N. A. G., zie het A l g em e e n V e r s l a g , p. 106 liiervóór.
Red.