
Hier ziet men voortreffelijk: bij den linkschen dien gordel enkel
en alleen voor het ophouden van den penis dienende; bij--den
rechtschen bovendien nog een kinkhoren, maar geheel dwars en
blijkbaar als sieraad op dien gordel aangebracht.
Nu .we dan wetep
waar het om gaat,
is het interessant de
beschrijvingen der
eerste berichtgevers
te lezen; ook de
piek vanwaar zij het
verteilen, is belang-
wekkend: van den
noordelijken ingang
van Straat Prinses
Marianne — door
hen nog, in over-
eenstemming met
K olff in 1826
„Dourga-rivier” .ge-
noemd ’jlf-tusschen
Kaap Kolff en Mod-
derhöek. We geven
139. Twee Merauke’rs, tuet „penis-gordels” . de drie beschrijvers
weer in gelijke volg-
orde als hierboven.
MODERA is preutsch, en schrijft: ,D e mannen waren geheel
„naakt, uitgezonderd om den onderbuik, waar zij eenen gordel
„hadden van ongeveer vijf ä zes duimen (Ned.) breed,, op welken
„sommigen, midden op den buik, de eene of andere schelp hadden
„gebonden. Dezelve was van biezen, en was van achteren met
„eenen knoop vastgebonden, uit den welken de einden der biezen,
„evenals franjes, ter lengte van ongeveer drie palmen nederhingen.
„He t g e br ui k , da t zij v an di en g o r d e l ma a k t e n, is te
j z e d e l o o s , om he t . te k u n n e n of t e m ö g e n v i r h a l e n .
„Allen droegen denzelven, doch, enz. (I.e. p. 29— 30).
Müller is gelukkig niet preutsch, maar volkomen duidelijk:
„Om het midden van het lijf droeg elk eenen gordel van omtrent
1) KoLFF-zelve had in 1826 aan den ingang der „Dourga-rivier” , zooals hij op
P* 35° van zijn .Reize (Amsterdam, 1828) meldt: „n e rg en s ... de minste teekenen
van bevolking” ontdekt.
„drie vingers breedte, naar het ons voorkwam, uit de bastvezels
„van eenen Hibiscus of eene andere Malvacea gevlochten. Van
„achteren, waar de gordel zaamgebonden was, hingen de vezels,
„gelijk franjes, ter lengte van meer dan ddn’ voet, naar beneden.
„Ond e r d e z e n g o r d e l v e r b o r g e n zij op e e ne behen-
„di ge wi j z e een g e d e e l t e v an he t man ne l i j k ge-
„ s l a cht s l id, l e g g e n d e zij h e t z e l v e o pw a a r t s t e g e n
„den buik, de v o o r hui d, we l k e bij de mee s t e n z e e r
„ l ang wa s u i t g e r e k t , o n d e r den g o r d e l s t o p p e n d e .
„Een b e j a a r d man, de e e n i g e van di en l e e f t i jd o n d e r
„den t r o e p a an we z i g , had he t s c h a amd e e l me t e ene
„ s c h e l p b e d e k t , welke door middel van een dun touw om de
„lenden was vast gemaakt; terwijl anderen, even boven den buik-
„gordel, nagenoeg ter hoogte van den navel, e en e n h ö r en
„droegen” . ( i e druk, fol. 39— 40; 2e druk, I, p. 59— 60). Bovendien
beeldt hij in de folio-uitgave — ook hier weer voor het eerst^p
op zijn Plaat 5 een „Inboorling der Straat Prinses Marianne”
a f met penis-gordel en losse versierende schelp.
En VAN D e ld e n , die zieh in zijn Journaal, dat toch niet voor
den druk bestemd was, allerminst behoefte te geneeren, schreef nog
omstandiger in dato 22 Mei 1828: „Allen liepen zij naakt en
„droegen alleen hoog om den buik een’ vier vingers breeden band,
„van biezen gevlogten, die(n) zij van achteren hadden vast ge-
„bonden. Boven dezen band hadden zij eene g e h o o r n d e
„kl eine s chulp, met een bandje er door gehaald, pm hun
„midden vast gemaakt, waarvan de schulp juist op den navel
„drukte. Hun n e s c h a amd e e l e n d r o e g e n zij g e h e e l
„bl oot en v an t i jd t ot t i jd name n zij de roede , die
„ e ene l a n g e v o o r h u i d had, w e l k e zij me t [versta: door]
„die v o o r h u i d o n d e r e v e n g eme l d e n b u i k b a n d te
„ s t oppen, t e g e n den b u i k o p v i n g e n en in di e
„ h o u d i n g a l s d a n l i e t e n z i t t en. Zo o ons v o o r k w am
„had d e z e b a n d o o k t ot g e e n a n d e r e i n d e te
„di enen. — Zeer dikwijls en vooral wanneer zij te vreden en
„blijde schenen te zijn, maakten zij met de handen hunne schaam-
„deelen aanvattende, met hun ligehaam de vuilste en zinnelijkste
„bewfegingen, welker beteekenis wij niet konden vatten, anders
„dan ons vrouwen te willen aanbieden. •— S i e c h t s 6dn r e e ds
„ b e j a a r d man, had e ene w i t t e s c h u l p v o o r zij ne
„ s c h a a m d e e l e n g e b o n d e n , w e l k e d e z e l v e e e n i g z i n s
„b e d ek t e” .
VAN D e ld e n Steide dus reeds de vraag o f inderdaad deze