
Chineezen enz. haar evenzeer hebben; niet „Haaf-Hoofd” dus,
zooals de Maleier door gewone nevenstelling zegt, maar „Hoofd-
haar” , behoorlijk samengetrokken tot den begrip, tevens ddn
woord. Gelijk men weet, heeft Dr. B r a n d e s in zijn proef-
schrift van 1884 het ddrst nader bij die twee diep verschillende
soorten van genitief-constructie in onzen Archipel stilgestaan,
en heeft hij een lijn getrokken tusschen Sawoe en Roti, längs
Flores, beoosten Boeton, Celebes, de Sangir-eilanden en Filip-
pijnen, maar bewesten de Soela-eilanden, als scheidingslijn
tusschen de West-Indonesische en de Oost-Indonesische genitief-
constructie '). Het blijktnu echter dat de Oetanata-Mhnika-Koepira
Poekivä'sche taalgroep gewis bök tot dien Westelijken taaltak
zal moeten gerekend worden. Het Oost-Indonesisch type echter
vmdt men, als gezegd, terug in het Anggadi’sch en Lobo'sch. 2)
In tegenstelling tot de verwante Anggadi- en Lobo-tong-
vallen, -behooren dus de dialecten van de Koepera Poekwä (?)
westwaarts tot mmstens voorbij de Oetanata, kr achtens hun
genitief-constructie tot den West-Indonesischen taaltak.
Of dit verschijnsel daar echter oorspronkelijk is, dan wel
door langjarigen Maleischen invloed ingebracht, hierover valt
voorshands niets naders .te zeggen; alleen moet in dit verband
gewezen op B r a n d e s ’ scherpzinnig betoog (I.e. p. 23— 27)
dat de West-Indonesische genitief geenszins is (wat zij op
het eerste 00g lijkt) een kinderlijke manier, maar integen-
1) „Bijdrage tot de vergelijkende klankleer der Westersche afdeeling van de
Maleisch-Polynesische taalfamilie” , Utrecht 1884; zie daar p. 2 0 -2 7 , eil vooral
Stelling III achteraan, die zijne meening samenvat. Alleen geeft hij de lijn daar:
tusschen „Flores en de Solor-eilanden” ; dat zij echter dwars ov.cr Oost-Flores loopt
blijkt uit de aanteekening van Dr. A. G . V o r d f .r m a n in zijne uitgave van „Het
Journaal van Albert Colfs” , Batavia 1888, p. 135— 136. — En wat B r a n d e s niet aan-
roert, i s : dat oostelijk van Nitaw-Guinea (b. v. reeds op de Salomo-eilanden), en
verder door gansch (overig) Melanesie, Mikronesie en Potynesie, de West-Indonesische
genitief-constructie weer heerschende is (pers. mededeeling van Prof. K e r n ) .
2) Voor het A n g g a d i ’ s ch zullen een paar termen voldoende zijn tot bewijs:
„Boog” is amor'e, „Rotan” is hne, en „Boogpees” ämor'e em'e, dus „Boog-rotan{pees]” ;
„Hand ’ en „Voet” zijn mahare. en maoe, en „Handpalm” en „Voetzool” resp.'
mahare tinata en viaoe Jinala-, desgelijks „Rüg v. d. hand” en „Rüg v. d. voet
(— Wreef)” mahariKor'e en maoe k'or'e; enz. - Voor het L o b o ’ sch luinnen eveneens
een paar voorbeelden genoeg zijn, ontleend aan M o d e r a - M ü l l e r in 1828: „Arm”
was er mmango, maar „Hand” nimango oeta, en „Vinger” „Himarigo s o r i " „Oog”
en «Vogel” waren er resp. niatatongo en tnanok, maar „Wenkbrauw’! en „Veder,
Veer resp. matatongoe woeroe en manok woeroe,. waarin dus v/ocroc ongevee'r „haar”
of ^pluim” moet zijn; desgelijks was er „Hoofd” monongo, maar „Hoofdhaar”
monong-foeroe, waarin datzelfde woeroe, doch ¿u aangeblazen, terugkeert; enz.
deel een jongere en analytische, waarvan (volgens Br a n d e s )
de vorm in de meeste gevallen verloopen is tot nüchtere neven-
. Stelling van twee woorden zönder grammatisch bindsel. Het
Anggadi’sch en Lobo’sch vertegenwoordigen dienvolgens het
oudere Mal.-Polynesisch taalsysteem, het Oeta-Mimika’sch het
jongere West-Indonesische en Melano-Polynesische Stadium.
7°. Een gewichtig criterium ter beoordeeling van volksbescha-
ving is zeker het Ta l s t e l s e l . Plet zijn kinderen, die niet
verder dan 2 kunnen teilen; het zijn iets meer ontwikkel-
den, die een 5-tallig stelsel bezitten, ontleend natuurlijk aan
het teilen met de rechterhand; het zijn beslist me^r ontwik-
kelden, die „tot tien kunnen teilen” , natuurlijk weer op beide
handen samen, of die een 20-tallig systeem er op na houden
(zooals de Basken), aan handen -)- voeten ontleend. De tus-
schenliggende talstelsels zijn wezenlijke trappen van beschaving!
Welnu: de Papoea van MeraukÜ tot ver voorbij de Öeta rekent
tegenwoordig nög bij Tw e e e n ; „Drie” is voor hem „Twee -f-
Een” (MeraukÖ’sch iena zakod; Mimika’sch jamani ienakwä).
De „Mairassis” bij Fort Du Bus in 1828, of „bergbewoners”
aldaar (MÜLLER, p. 103), waärover allden deze schrijver bizon-
derheden mededeelt, en wel „op gezag” van den Regeerings-
Commissaris bij die reis VAN De ld e n (1. c. p. 104), reken-
den toenmaals reeds bij V i e r e n ; want zij hadden (1. c. p.
117) onafhankelijke termen voor 1 tot en met 4 ') , dan een
sluitwoord (iworo) voor „V ijf ” , maar „Zes” noemden zij niet
Vijf-|-Een, maar „V ijf-j-Tw ee’’ (iworamooi, d.i. iworoamooi),
en desgelijks „Zeven” en „A ch t” als „Vijf-]- Drie” en „Vijf-f-
Vie r ” (iworkaria, en iworaai)-, zij bezaten dus een 4-tallig
stelsel, dat in de war was geraakt door het 5-tallig stelsel van
de kustbewoners aldaar! Want de strand-Papoea’s bij dat Fort
Du Bus (getuigen: Mo d e r a p. 123, en Mü l l e r p. 117)
1 ) N. 1. : 1 tangauw\ 2 amooi-, 3 karia; 4 äai. — Dat M o d e r a -M ü l le r toenmaals
geen getallen bij de Öetanata’ers konden konstateeren, is m. i. gevolg van mis-
verstand. M o d e r a toch zegt: „De Oetanataers schenen weinig begrip van teilen te
hebben. Hetzelfde woord Awerie werd telkens, wanneer zij een getal wilden noemen,
herhaald, en daarbij op de vingers en teenen geteld” (p. 122). M ü l l e r , zegt: „Bij
de Oeta-bewoners zijn ons geene bijzondere uitdrukkingen voor- de onderscheidene
getallen bekend geworden. Wanneer zij een zeker getal wilden aanwijzen, deden
zij zulks met de vingers, en bij het optellen herhaalden zij, na elken bijgevoegden
vinger, telkens het woord Awari" (p. 117). En nu beteekende Oeta’sch awari: n e u e n !
Er is dus alle grond 0111 te vermoeden dat de Oetanata’ers, door te t-oonen — op
vingers en teenen — hoc zij telden, nalieten de twee telwöorden te noemen die
zij waarschijnlijk in 1828 reeds hadden, evengoed als thans de MüraukS’rs ze hebben.