
worden. Echter nog vöör het vertrek der deelnemers uit Nederland,
was uit een schrijven van het Bestuurshoofd van Z. Nieuw-.
Guinea aan den Voorzitter van het Genootschap gebleken, dat
van aanwerven van koeli’s op Z. of Z. W. Nieuw-Guinea om
verschillende redenen geen sprake zou kunnen zijn; tusschen
Britsch en Nederlandsch Nieuw-Guinea bestond ten deze onder
meer het groote verschil, dat het Engelsche bestuur reeds ruim
15 jaar in die streken was gevestigd en dus veelvuldige aanra-
king en vertrouwelijken omgang met de inboorlingen gehad had,
terwijl de Nederlandsche bezetting van het land eerst van ruim
2 jaar herwaarts dagteekende.
De hoofdvraag omtrent de koeli’s was: van welken landaard
zouden zij zijn? en daarnaast: allen van denzelfden stam, of
van twee of drie volkssoorten ? Voor dit laatste pleitte zeer de
ervaring door den Topografischen Dienst opgedaan bij de verken-
ningen in zoovele streken van den Archipel. Terecht wees de
Chef van dezen Dienst er op, hoe bij verschillenden landaard
en taal de kans vermindert op onderling samenspannen en hoe
de koeli’s op een gegeven oogenblik alsdan, om zoo te zeggen,
tegen elkaar kunnen worden uitgespeeld.
Wat den landaard betrof, hieromtrent liepen de opinies van
deskundigen zeer uiteen. Mede ter besparing van groote trans-
portkosten, verdiende het wellicht de voorkeur ze te kiezen uit
bewoners van het oostelijk deel van den Archipel : Amboneezen,
Keieneezen, Timoreezen, Madoereezen en dergelijke. •— Over Am boneezen
was door een ervaren kenner van die streken, den
oud-Controleur, later Resident van Ambon G. W. W. C. BARON
V A N H O E V E L L ') nog in Nederland aan den heer P. M. geschre-
v e n : „zij zijn zeer siechte koelies en zal men als zoodanig weinig
aan hen hebben” ; deze soort bleef dus reeds van den aan-
vang af buiten beschouwing. — Over Keieneezen was de opinie
günstiger; bij hen was in ’t voordeel: hun bekende handigheid
in het omgaan met prauwen — zij zijn de prauwenbouwers van
de Molukken — , waardoor zij bij landing en riviertransport
goede diensten zouden kunnen bewijzen; verder, hun gedeel-
telijk Papoesche afstamming en de nabijheid van hun land bij
Nieuw-Guinea, waardoor eventueele aanvulling van draagkrach-
ten het minst bezwaarlijk zou zijn. Van Batavia uit werd om
bovengenoemde redenen door den. heer P. M. schriftelijk raad
gevraagd in dezen aan den Resident van Ambon, c. q. den
1) Sedert gepensionneerd oud-Gouverneur van Celebes en Onderb.
M
Contrôleur der Kei-eilanden, met verzoek een eventuëel ant-
woord tegen einde Mei te Soerabaja te mögen ontvangen. A ls dan
daar van het vooronderzoek op Nieuw-Guinea terug gekeerd,
zoude de heer P. M. wat betreff de aanwerving van Kei-koeli’s
definitief kunnen beslissen. — Over Timoreezen en Madoereezen
zouden door hem op zijn doorreis naar en van Mërauke, op
Timor-Koepang en later op Soerabaja, persoonlijk bij de Be-
stuurshöofden inlichtingen worden ingewonnen.
Nog voör zijn vertrek van Batavia mocht de heer P. M. de
officieuse tijding ontvangen, dat naar alle waarschijnlijkheid door
den Landvoogd goedgunstig op zijn request van 26 Maart j.l.
zoude beschikt worden en was hierdoor dus in principe beslist
dat de expeditie kon doorgaan.
Een tweedaagsch onderhoud met kapitein D E R O CH EM O N T
had daarop te Jogjakarta plaats. Met hetgeen tot heden verricht
was en met de plannen voor de toekomst kon deze zieh geheel
vereenigen, zoodat aan het einde van de samenkomst op zijn
verzoek door den heer P. M. aan de Regeering werd aangevraagd,
genoemden officier te willen vergunnen het leiderschap van den
landtocht op zieh te nemen en hem met ingang van 16 Juni
e. k. ter beschikking van de expeditie stellen.
Hierna reisde de heer P. M. naar Soerabaja döör, nam aldaar
van de Marine-werf ter bruikleen in ontvangst de instrumenten
en chronometers bestemd voor het verrichten van sterrekundige
plaatsbepalingen, en scheepte zieh daarop 4 April aan boord van
den Paketstoomer in, met bestemming naar Mëraukë: ■— Daags
voör zijn vertrek ontving hij reeds de officiëele beschikking der
Regeering op een der voornaamste aangevraagde hulpmiddelen :
de Commandant der Zeemacht werd nl. daarbij gemachtigd, op
een nader te bepalen datum, een stoomschip der Gouvernementsmarine
met marine-bemanning, ten behoeve der N. G.-expeditie
in dienst te stellen. Zeer werd deze goedgunstige en spoedige
beslissing gewaardeerd ; en wel legt zij een sprekend getuigenis
af van de groote welwillendheid, waarmede de Indische Regeering
van den aanvang af de plannen van het Genootschap tege-
moet kwam en steunde. Later hopen wij dit nog meer in het
bizonder te mögen releveeren.
Tegelijk met den heer P. M . vertrok 0 0 k Dr. K o c h naar
Nieuw-Guinea,* nadat hij zieh het verblijf op Java ten nutte had
gemaakt met het inwinnen van inlichtingen bij ’s Lands Planten-
tuin te Buitenzorg, in het belang van zijn a. s. werkzaamheden
op botanisch en zoologisch gebied. Door tusschenkomst dier In