
Het was ongeveer op deze piek, dat in 1903 de ketting van
de van Doorn bij het ankerlichten „verguld” bovenkwam. Thans
was hiervan evenwel niets te bespeuren; toch werden eenige
stukken van de naastbijgelegen steenen afgeslagen, om ze later
te doen onderzoeken.
De 2Öste werd verder met afwachten doorgebracht, wijl er
op den achtermiddag vloed liep en het niet wenschelijk was,
met den stroom achter, een onbekend eenigszins „vuil” vaar-
water binnen te gaan.
Den volgenden morgen met de achtereb, waarbij beter zieht
was van steenen en ondiepten, stoomde de Valk met de stoom-
sloep vöoruit, door de te voren gevonden geul, meer in het mid-
den der rivier, verder de Digoel o p ; een enkele maal zat zij daarbij
aan den grond, om evenwel spoedig daarop weer vlot te raken.
Tegen 4 uur ’s middags werd geankerd, tusschen het eilandje
S e n a n g k e en den noordelijken oever, bij een negorijtje van een
paar huizen, op de kaart der van Doorn als S o l e n g k e aange-
duid, doch thans blijkend — volgens mededeeling van M a m o n a —
H a b e a n am te heeten. Tot hier was in 1903 genoemd schip de
Digoel opgestoomd; met de stoomsloep was toen de rivier nog een
eind verder verkend. Daarna was de van Doorn weder teruggekeerd.
Het waren hier nog dezelfde groote op hooge palen gebouwde
huizen van vroeger — een type van woningen dat nergens op
de Zuidkust van N. G. voorkomt. Ze dienden blijkbaar voor
huisvesting van meer dan een gezin. Van de open piek waar ze
stonden, werd met een dekking voorop, door den Assistent-Resident
en de overige passagiers een wandeling van een klein uur
in de omgeving gemaakt. SlKI en MAMONA gingen 'mede, maar
ze waren blijkbaar niet op hun gemak en hielden zieh bij voor-
keur, onderling druk gesticuleerende en pratende, in de achter-
hoede op. Misschien vielen hun onderweg kenteekenen op, door
de overigen niet bespeurd, die hen niet aanstonden. Intusschen,
alles liep goed af; inboorlingen werden er niet ontmoet, al zag
men overal tuinen en andere sporen van bevolking.
Voor het weggaan werden, als blijk van vriendschappelijke
bedoelingen, eenige kleine geschenken in een der woningen
neergelegd. M a m o n a plantte daarbij een dun manshoog boom-
stammetje in den grond, waarvan hij de bovenste takken op
eigenaardige wijze naar beneden omboog en aan elkaar hechtte;
00k op de piek waar de heer P. M. den vorigen dag geobser-
veerd had, was door hem een dergelijk geheimzinnig teeken
achtergelaten — toen was het een afgeschilde kleine stam,
onderste boven diep in den grond gestoken. Dat het een bericht
26. Pafoea-woning te Habeanam (Solengke). 27. 3 .’03.
of aanwijzing voor eventueele bezoekers beduidde, was zeer
waarschijnlijk; daarop wees 00k de eenigszins plechtige wijzejwaar-
mede de handeling verricht werd. Wat de eigenlijke beteekenis
van het symbool was, viel niet goed uit te maken. ’)
Van de beide gidsen S a l im en M a m o n a kreeg het Bestuurs-
hoofd in deze dagen verschillende interessante inlichtingen. Zoo
bekenden ze rondweg, dat ze de Digoel meermalen met hun
stamgenooten bezocht hadden om daar hongi-tochten te houden,
d. w. z. om op roof en moord uit te gaan.
Volgens hen en SlKI bestond ter Zuidkust de gewoonte dat
de inboorlingen benoorden de Bijan-rivier hoofdzakelijk in het
Digöel’sche, en die bezuiden daarvan voornamelijk in Britsch
Nieuw-Guinea hun hongi-tochten ondernamen. Van de Zuidkust
en uit de Moeli werd daartoe overland naar het Digöel’sche
getrokken, alwaar men zieh dan tijdelijk aan de rivier vestigde;
visch, sago en alles wat zij verder noodig hadden, was daar in
overvloed voorhanflen. Was er een voldoend aantal inboorlingen
1) Waarschijnlijk is het een, 00k elders in Nieuw-Guinea voorkomend, teeken
van een verlaten verblijfplaats, tevens aanduiding der richting waarin men den steiler
kan vinden. Zie toch v a n H il l e in T . A. G., 2- S., XX II (1905), p. 265. Red.