
maal. Doch vermoeid zijnde, gelijk trouwens met allen het, geval
is, trekt hij zieh spoedig terug naar zijn verblijf in het eigenlijke
bivak, en ied'er zoekt zijne legerstede op.
De slaap wil echter niet komen, allerlei gedachten doorkruisen
mijn hoofd; ze gaan van de Madöereesche koeli’s naar K aloelis
met zijne volgelingen en vandaar naar den onwil der Amboi-
neezen; de Madoereezen en KALOELIS baren echter de meeste
zorg. K a lo e l is ’ houding is zeer verdacht; de twee marschdagen
van Kiroeroe naar Omba zijn thans uitgedijd tot een groot
aantal; volgens hem wachten ons zware marschen om de Omba
te bereiken, zelfs terreinhindernissen welke onoverkomelijk zijn.
Ik heb alle lieden behalve KALOELIS met zijne volgelingen,
losgelaten; dus den Kapitan, den grootvizier van Namatotte, den
Radja Biroe. De Radja van Mimika keert met de Valk terug,
en zal bij de Mimika worden afgezet.
K a loelis heeft het aantal zijner volgelingen echter uitgebreid
tot een twaalftal; dezen moeten mede-eten, maar willen niet
bevracht worden. Ze vormen zijne lijfwacht. Het is duidelijk dat
vriend K a loelis in de knijp zit en ik voorzie daarvan groot
onheil. Eindelijk echter sluiten zieh de oogen, en na een on-
rustigen slaap breekt de morgen aan.
A l vroeg beginnen we op 15 November den arbeid; eenige
officieren van de schepen, waaronder de commandant Smit en
de gezaghebber HONDIUS VAN HERWERDEN, brengen ons een
bezoek en staan verbaasd over de vorderingen in den bivakbouw.
Deze zijn voornamelijk te danken aan den grooten ijver van Luite-
nant On v l e e , die onvermoeid is. Het type Chineesche barak, zooals
van de Genie ontvangen, wordt bovendien spoedigineengezet; 00k
hebben we dekkingsmiddelen in groote hoeveelheid. Van Soerabaja
is eene aanzienlijke partij kadjang-matten medegenomen (aaneenge-
regen bladeren van den pandan-struik), welke nu onschatbare dien-
sten bewijzen bij de omwanding der barakken. Beneden bij het
riviertje is een keuken opgericht en brandt een groot vuur, kortom het
geheel ziet er goed uit. Voor morgen wordt afgesproken een groote
hoeveelheid goederen te brengen, die dan dadelijk na aankomst
kunnen gesorteerd en opgeborgen. De Valk vertrekt heden.
Aan het strand, ter plaatse waar in den aanvang het uitgangs-
punt was van den Zuidelijken weg naar Kiroeroe, hebben de
Papoea’s een nederzetting gesticht, primitieve afdaken. Ze wonen
daar gelukkig en veilig, maar willen ons niet vergezellen als
drägers. Pogingen in het werk gesteld om hen daartoe over te
halen zijn mislukt, de lieden zijn niet gewend aan dragen.
KALOELIS wordt overreed zijn escorte te verminderen; ik ver-
zet mij niet te heftig tegen het medenemen van eenige lieden
meer, omdat we overtuigd zijn dat spoedig het grootste deel
zal retireeren en ze beloofd hebben voor hunne voeding sago
mede te nemen.
Eenige der Soldaten zijn op jacht geweest, hebben een kangoeroe
bij na neergelegd en een kroonduif inderdaad. De jacht geeft
hun afleiding, ze gevoelen zieh nu al dadelijk meer opgewekt,
de „zware zieken” welke geevacueerd inoesten worden zijn thans
hersteld. Ze weten immers dat de Valk vertrokken is!
Ons avondmaal is sober, zooals het in de toekomst steeds zijn
zal. De voorraad is berekend o p : ’s morgens een kop chocolade
met een beschuit en overigens rijst met een of andere bijspijs,
als sardijntjes, tong of iets dergelijks; ’s middags rijst met een
of ander, als Australisch vleesch, gebakken spek e .d .; ’s avonds
driemaal ’s weeks soep gevolgd door rijst, en driemaal ’s weeks
gemengde spijs met ham, worst e.d.
Bijspijzen welke het eten smakelijk moeten maken zijn in
voldoende hoeveelheid medegenomen, doch uitteraard zal het
eten eenvoudig zijn. Spiritualien zijn slechts in zeer geringe hoeveelheid
aanwezig voor geval daaraan behoefte zal bestaan. Voor
KALOELIS is in het laatste oogenblik jenever medegenomen zon-
der welke hij niet kan bestaan.
Totaal hebben we 21 kisten met victualien die geleidelijk
naarmate van de behoefte zullen worden opgevoerd.
Den volgenden dag, 16 November, is het wederom werken voor
alles. Ik maak in den loop van den dag eene opname van het bivak,
ten einde dit aan de vergetelheid te ontrukken (zie ommez i jde) ;
ik ben trouwens toch voornemens ten behoeve van de meting voor-
loopig eene gewone opname te verrichten, welke naar mij voor-
komt even vlug kan geschieden als opnemen met touw en
Smalkalder-boussole en waarvoor 00k niet meer personen noodig
zijn. Voorloopig is een of andere opname zeker noodig; astronomische
plaatsbepalingen zijn hier uitgesloten door het dichte
bosch.
De Madöereesche mandoer heeft geneesmiddelen gevraagd, hij
vertoont lichte verschijnselen van beri-beri. Ik geef hem den raad
eens buitengewonen ijver te toonen, waardoor de verschijnselen
wel zullen wegblijven; voor zijne lieden geef ik hem hetzelfde
recept. Toch acht ik ze verontrustend, die verschijnselen na dat
lange stilzitten aan boord met siechte voeding en onder ongun-
stige hygienische toestanden. Ik heb er zelve 00k last van.
l6