
duim en wijsvinger vasthoudt, terwijl de 3e en 4e vinger, maar het meest de 4e,
dienen om den pees te spannen, door dezen zoo ver mogelijlc naar achter te
trekken. Somtijds ondersteunt de pink daarbij genoemde vingers, somtijds ook
neemt de pink daar geen deel aan en is tegen de handpalm gebogen. Daarbij wordt
de boog even boven het midden met de linkerhand vastgehouden, de pijl door
den wijsvinger dezer hand omvat en z66 tegen afglijden behoed. Zie de afbeeldingen
op p. 181, 184 en 195 hi or vo o r : vooral deze laatste, waar het schot juist zal afgaan.
Merkwaardig is hoe de rechterarm, in den elleboog gebogen, omhoog wordt gebracht
door dien van het lichaam af te voeren (abductie), terwijl bovenarm en rug
in hetzelfde vlak blijven. Het aanspannen van de pees nu heeft plaats door,
terwijl de linkerarm met den boog zieh äl meer recht voor het lijf uitstrekt, den
rechteronderarm naar den geabducterden bovenarm toe te bewegen (buiging of
flexie van den arm dus), terwijl de geabduceerde bovenarm in rust bliift; zie den
stand van- den boogschutter op p. 195 hiervöör, en de prächtige houding van de
twee — ietwat voor den fotograaf poseerende, en daarom ook lachende; — MSraukS’rs
op p. 614 hierachter.
Op deze wijze blijkt ook werkelijk een trekken aan de pees meer effect te hebben
dan bij achterwaarts bewegen van den bovenarm.
A ls men nagaat de wijze waarop verschillende volken den
boog spannen en den pijl vasthouden bij het schieten, dan kunnen
hierbij naar M o r s e ’s systeem, 5 manieren worden onderscheiden:
i°. Het achtereind van den pijl wordt geklemd tusschen den
gestrekten duim en den 2<len phalanx van den gebogen wijsvinger,
de pees wordt tegelijk met den van onderen vlakken pijl terug-
getrokken. Dit is de eenvoudigste, maar Ook met de zwakste
uitwerking gepaard gaande methode, die slechts door weinige
volken wordt toegepast. De volken bij welke men deze methode
vindt zijn de Aino’s, de Demerara- en Uta-Indianen. Zoo ziet
men ook kinderen doen en onervaren menschen, die v o o r ’t eerst
een boog in handen krijgen.
2°. Het vasthouden van den eveneens van onderen vlakken
pijl heeft plaats als bij de eerste wijze, echter wordt de pees
tevens met midden- en ringvinger aangetrokken. Dit is dus een
wijziging van de eerste methode en heeft meer effect, hoewel
dit toch nog slechts middelmatig is. Men vindt deze methode
bij de Zuni-Indianen en bij eenige andere Indianen-stammen.
30. De pees wordt met wijs- en middenvinger teruggetrokken,
waarbij de pijl, nu van eene inkervirig voorzien, door de pees
vastgehouden, slechts zacht door den duim behoeft te worden
aangedrukt. Bij deze methode kan aanzienlijke kracht worden
uitgeoefend. Men vindt ze volgens S c h u r t z ') toegepast door
de meeste stammen der Indianen van N. Amerika, bij de Weddah’S
en de Siameezen. D e n i k e r 2) geeft aan, dat ze voorkömt bij de
1) Dr. H. S c h u r t z . Urgeschichte der Kultur (Leipzig-Wien, 1900), pag. 345»
■ 2) Dr. J. D R N i k e r . L e s -races et les peuples de la terre (Paris, 1900), pag. 314.
Omaha’s, Siameezen, bij de bewoners der Andamanen, Egyptenaren
en oude Grieken.
40. Het spannen van de pees heeft plaats met de toppen
(eind-phalangen) van den 2den, 3<len en 4<len vinger, terwijl de
van een inkerving voorziene pijl zacht tusschen wijs- en middel-
vinger wordt vastgehouden. Deze methode is onder den naam
van Middellandsche-Zee-methode bekend, volgens SCH U R T Z ge-
bruikt bij Egyptenaren, Assyriers, Grieken en in het algemeen
bij de volken met de Middellandsche-Zee-beschaving. D E N IK E R
geeft hier als volken op: de Europeesche boogschutters van alle
tijden, de Hindoes, Arabieren, alsmede nota bene ! — Eskimo’s
en Weddah’s.
5°. De duim wordt in gebogen houding om de pees gelegd
en trekt deze terug, terwijl de wijsvinger zieh over den duim-
nagel legt. De van een inkerving voorziene pijl steunend in de
holte aan de basis dier beide vingers, komt met de punt aan
de rechterzijde van den boog te liggen. Deze methode; de Mon-
goolsche genoemd, zou bij de Oost-Aziaten worden gebruikt en
zou in vroegere tijden met de Türken naar het Westen zijn ge-
komen. Ook zou die door de oude Scythen zijn gebruikt. Deze
wijze van schieten maakt het gebruik van een ring nöodzakelijk
om den duim te beschütten of ook wel van een soort händschoen
rondom de vingers, om de hand te beschütten tegen de terug-
snellende pees.
6°. Ten slotte, als 6e manier, toegevoegd door VON LüSCHAN,
eene methode ©pgemerkt bij de „Wute” in het achterland van
Kameroen. Ze bestaat in het spannen van de pees met een spanring.
Terwijl in de meeste gevallen het vooreind van den pijl op
de linkerhand rust, links van den boog, heeft dit zooals reeds
opgemerkt is alleen bij de Mongoolsche methode, sub 5, plaats
aan de rechterzijde van den boog.
Als we nu de wijze van boogschieten bij de Papoea’s van
Mëraukë vergelijken met hetgeen reeds bekend is, dan blijkt
die overeen te komen met de tweede methode, een primitieve
methode dus, waarbij nog slechts een middelmatig effect wordt
verkregen.
Boog N a. 426. (PI. VII). Boog vah bamboe met rotanpees, niet versierd. Her-
lcomst: Mëraukë. Lengte in gespannen toestand 1.65 M. Gewicht s/4 K.G. Ver-
kleining 1 op 9Vio-
Boog N ° . 431. (Pl. VII). Boog van palmhout met enkele figuren bewerkt, en aan
beide uiteinden versierd met eenig vlechtwerk waardoor lapjes zijn gestoken. Her-
lcomst : Z.W.lcust. Lengte in gespannen toestand 2.05 M. Gewicht 1 K.G. Ver-
kleining I op 9’/10.