
Toen de monding der Oetäkwa en het geheele kustgebied
ten Oosten dàarvan niet meer geacht werd voor verkenningen
in aanmerking te komen, beslöot men na te gaan of de Mimika
als basis voor de Land-expeditie gebruikt zou kunnen worden.
In den morgen van den 22sten October 1904 had de over-
scheping plaats, de Flamingo vertrok dadelijk daarop, en de
Valk stoomde naar de Nimei, alwaar des avonds geankerd werd
1) Aan het „Verslag van den Contrôleur te Mëraukë, Z. N. G., toegevoegd aan
de Expeditie naar het Sneeuwgebergte” , den heer J. S e y n e K o k , gedateerd „Soe-
kaboemi, 27 Febr. 1905” , ons welwillend door het Departement van Koloniën ter
beschikking gesteld, ontleenen wij hier datgene wat betrekking lieeft op de kust-
strook beoosten en bewesten van de Mimika, resp. tot de Nimei en de Oeta (of
de Oetanata van 1828).
Dat gedeelte toch voegt wezenlijke bizonderheden toe aan hetgeen in he tAl g e -
me en V e r s l a g op p. 74— 80 over de Mimika en omgeving gezegd werd. Maar
vooral 00k zijn deze gegevens uit 1904 van waarde, als men ze vergelijkt met de
zooveel oudere van 1828, deels te vinden in J. M o d e r a ’ s welbekend „Verhaal van
eene reize naar de Zuid-Westkust van Nieuw-Guinea” (Haarlem, 1830), nog meer
uitvoerig medegedeeld in S a l . M ü l l e r ’s „Bijdragen tot de kennis van Nieuw-
Guinea” , die het eerst werden afgedrukt op p. 1— 80 van zijn „Land- en Vol-
kenkunde” (Verhandelingen enz., ed. Temminck, dl. I I I ; Leiden 1839— 44, fob),
en opnieuw als p. 3— 128 in Dl. I van den generalen herdruk van dat werk, her-
doopt in „Reizen en onderzoekingen in den Indischen Archipel tusschen 1828 en
1836” (Amsterdam, 1857, 2 dln., oct.). Zooais men weet, waren M o d é r a als zeeofficier
en M ü l l e r als natuurhistoricus beiden aan boord van de korvet Triton, welke
die politiek-wetenschappelijke reis van 1828 naar Nieuw-Guinea’s Zuidkust maakte,
welke eindigde met de stichting van het Fort Du Bus in de Triton-baai ('24 Aug. 1828).
M ü l l e r nu--is vooral uitvoerig over het dorp Oeta A - aan den mond der Oeta
of Oetanata — en omgeving, en over wat hij daar vernam uit den mond van den
Radja aldaar, A b r a u w . De heer S e y n e K o k vernam vrij veel uit den mond van
den Radja van Mimika, M ir id . In het Naschrift hierachter zal blijken, dat verge-
lijking van die gegevens uit 1828 en 1904 wezenlijk belang heeft.
W ij la ten h e t Rappor t-SEYNE K o k b e g in n e n , nà de lo tg e v a lle n d e r e x p e d it ie
aan de O o s tb a a i ; v e rg . d a a ro v e r A l g e r n e e n V e r s l a g , p . 65— 74, en B i z o n d e r
V e r s l a g , p. 212— 226 h ie rv ö ö r . R ed,