
Van den door ons gemeten kam zijn naar het Oosten ver-
scheidene toppen van i ^o q tot 2300 M. hoogte te zien.. Het
ihoogst waargenomen punt ligt zuidoostelijk van ons eindpunt en
werd door hoekpeilingen op . 2310 M. boven zee bepaald. Dit
punt behoort tot een zuidelijker gelegen rug dan die welke door
ons werd gemeten; maar daarachter volgen nog meer. andere
ruggen- De reeks waartoe de Sneeuwtoppen behooren, ligt zuidelijker
dan de genoemde, blijkens K a a r t V I I hierachter onge-
veet op de breedte van den reeds genoemden berg Boeroe.
De door ons gevonden ammoniet heeft eene groote weten-
schappelijke waarde, daar hieruit in verband met de door de
expeditie-Wi c h m a n n van Windesi aan de Geelvinckbaai gevonden
versteeningen ') blijkt, dat Sedimenten der secundaire periode,
met name jurassische lagen, in dit gedeelte van Nieuw-Guinea
eene groote verbreiding bezitten. En herinnert men zieh, dat in de
Strickland-rivier (zijrivier van de Fly-rivier) in het Britsch gedeelte
van Nieuw-Guinea in 1885 eveneens jurassische ammonieten gevonden
z ijn 2), dan wordt het waarschijnlijk, dat jurassische afzet-
tingen op dit reusachtige eiland eene zeer belangrijke rol spelen.
Onze vindplaats ligt intusschen 192 K.M. Z .Z . O. van Windesi
en niet minder dan + 825 K.M. ten W. Z. W, van de vindplaats
aan de Strickland-rivier, zoodat er nog heel wat onderzoekingen
moeten plaats hebben en menschenlevens zullen v.oorbijgaan,
voordat het terrein tusschen die drie. vindplaatsen tenminste
eenigszins bekend zal wezen, en de daar voorkomende lagen in
verband met elkaar zullen zijn g eb ra ch t3).
Hierachter volgen: A. de Beschrijving van den gevonden
Ammoniet, welke Prof. Dr. G. B o e h m te Freiburg de vriendelijk-
heid had voor mij op te stellen; B. de nadere Beschrijving der
gevonden Gesteenten.
1) Bulletin N°. 47, biz. 3; 66k in het terrein zuidelijk van de Geelvinckbaai
werden rolstukken van ammonieten gevonden (ibid., biz. 6).
E t h e r id g e jun. On our present knowledge of the palaeontology of New-
Guinea. Records of the Geol. Survey of New South Wales I, 1889, p. 172— 179.
Plate 29. — R . J. J a c k and R. E t h e r id g e jun. Geology and Palaeontology of
Queensland and New Guinea. Brisbane and London 1892; Chapter XX X IX : Palaeontology
of British New Guinea by R. E t h e r id g e jun., p. 696— 698.
3) Midden tusschen deze drie vindplaatsen is thans een vierde gevonden in Juli
-1907, en wel aan den bovcnloop der N o o r d - r i v i e r, die • in de Oostbaai uit-
mondt, op ca. 138° 4 0 'O.L. Zie toch Bulletin N". 55 der Mij. t. bev. v. h. Natuurk.
Ond. d. Ned. Kol., p. 7 ■ »In <le bedding der rivier worden .onder meer brokstuk-
ken van ammonieten gevonden, die doen vermoeden, dat deze 00k Turalagen door-
äniidt” - Red.
A . B E S C H R E I B U N G
EINES AMMONITEN VON SÜDW EST -NEU -GU INE A
VON
Professor Dr. G. BOEHM.
Mit einer Illustration.
boven.
onder
trnmoniet van S^uLdwest - &ii£iuv (guinea.
Der mir von Herrn M o e r m a n anvertraute Ammonit steckte
in einem durch Druck phyllitisch gewordenen Gestein. Das
Exemplar selbst ist durch diesen Druck stark verquetscht, so
dass der ursprüngliche Querschnitt nicht festzustellen ist. Da
auch die Loben nicht erhalten sind, so ist eine sichere Bestim-
ming, selbst der Gattung, ausgeschlossen.