
Voor den nacht worden bizondere veiligheidsmaatregelen genomen,
de Anna wordt langszijde genomen en daarop een militair
detachement geplaatst.
Doch langer uitstellen van de rivierverkenning acht ik niet
gemotiveerd, want het laat zieh aanzien dat deugdelijke aan-
raking voorloopig niet verkregen zal worden; en zoo wordt be-
sloten dat ik morgen zal vertrekken. In verband met nog aan
boord te verrichten werkzaamheden wordt het vertrek tegen den
middag bepaald. Maar de mensch wikt, en God beschikt.
De nacht gaat rüstig voorbij, doch den volgenden morgen,
12 October, reeds voor dag en dauw wordt een groot aantal
prauwen gezien, welke gedeeltelijk van de rivier-, gedeeltelijk van
de zeezijde naderen. A l spoedig zijn we omringd door een 40-
à 50-tal prauwen waarin een 300-tal mannen. De Anna is tegen
de Flamingo opgehaald, de enternetten zijn neergelaten. De
militaire dekking is uit veiligheid daarop gelaten, 00k de Euro-
peesche matrozen zijn aan boord. Op de Flamingo-zelve zijn alle
toegangen gesloten en is het restant militairen bij de hand onder
mijn bereik. Ik bevind mij op het achterschip van de Flamingo
waar ik het geheel kan overzien.
A l spoedig blijkt dat het vandaag katjesspel wordt; de brutaalsten
dringen op en waarschuwingen helpen niets. De anderen volgen
de beweging, de hand wordt gelegd aan de zieh buiten boord
van de Anna bevindende voorwerpen en getracht deze los te
rukken; de afwijzingen van de zieh aan boord bevindenden worden
genegeerd. Ik laat enkele seinschoten afgeven over de hoofden,
doch deze worden beantwoord met speersteken door de enternetten
heen, terwijl sommigen weder met poeder uit bamboe-
kokers werpen. Intusschen gaan de pogingen tot roof onverdroten
voort, en ik geef thans last behalve waarschuwingsschoten 00k
een schot a f te geven op den snavel van een der prauwen. Deze
vliegt aan splinters; onder ontzettend getier deinst de bende af.
De vermoedelijke oorzaak daarvan zal echter geweest zijn dat
een hunner gewond werd, zooals verscheiden toeschouwers aan
boord van de Flamingo verklaarden gezien te hebben. Bij onder-
zoek bleek, dat in het laatste oogenblik de Europeesche matrozen
aan boord van de Anna zieh eigendunkelijk bemachtigd hadden
van de marine-geweren in de kajuit opgeborgen, en twee hunner
medegeschoten hadden. Of hierdoor een gewonde veroorzaakt
werd, dan wel door de rondvliegende splinters van den verbrij-
zelden prauwsnavel, valt niet uit te maken.
Voorloopig zijn wij ze kwijt; op eenigen afstand van het
schip wordt verzameld en beraadslaagd, na eenigen tijd ver-
spreiden ze zieh en keeren terug naar de kampoeng’s.
In de eerste plaats zal het thans noodig zijn a f te wachten
wat de naaste toekomst brengt, en de reis van de Anna wordt
in verband daarmede uitgesteld. De militaire macht van tien
man acht ik voldoende om bij de riviérvaart de Anna te bevei-
ligen en elke vijandelijkheid te keeren, maar ik acht ze toch 00k
noodig; en er blijft dan niemand ter bescherming van de Flamingo
achter, terwijl de gevechtskracht van de equipage nihil is. Daarmede
moet rekening worden gehouden, en dus blijf ik voorloopig.
In den loop van den namiddag trekken een groot aantal
zwaarbemande prauwen uit de rivier körnende längs de kust, en
verdwijnen om den Z.O.-hoek in de richting van de stränd-
kampoeng; er worden 54 prauwen geteld, allicht zijn er meer
geweest. De beteekenis hiervan blijft ons onbekend. Voor den
nacht worden weer voorzorgsmaatregélen genomen, doch deze
blijken overbodig. Wel krijgen we een staaltje van hetgeen te
wachten staat ingeval van een werkelijken aanval. De op uitkijk
staande matroos meent ,’s avonds iets te zien en waarschuwt dat
een prauw in aantocht is; in het volgend oogenblik zijn de ge-
reed gezette marine-geweren verdwenen en blijken in handen te
zijn van onbevoegden. welke weten dat zij niet aan die geweren
mögen raken. Onder die hazen bevindt zieh de mandoer van
het schip, de hoogst gegradueerde van de inlandsche equipage.
De veronderstelde prauw bleek een nipah-e.ilandje te zijn.
Den volgenden dag, 13 October, zijn van ’s morgens af voort-
durend enkele prauwen zichtbaar op den hoek van de kust,
doch ze zijn slechts als stippen te onderscheiden; ze naderen
niet en houden ons alleen in ’t vizier.
Aan mijn plan om de rivierverkenning nu ter hand te nemen,
terwijl de Flamingo zieh naar het ruime sop zal verplaatsen en
buitengaats voor anker gaan, wordt den bodem ingeslagen. In
eene heden gehouden conferentie deelt de Commandant mede,
dat hij het niet verantwoord acht onder deze omstandigheden
de Anna op rivieronderzoek te laten uitgaan; bij de uitrusting
aan menschenmateriaal van Flamingo en Anna is niet gerekend
op toestanden als zieh thans voordoen, maar op eene vrede-
lievende missie bestaande uit het aan den wal zetten van de
expeditie en het verrichten van opname-arbeid. Door vertrek van
de Anna wordt het moederschip weerloos achtergelaten; op de
inlandsche equipage valt niet te rekenen, en als der Anna iets
mocht overkomen kan geene hulp geboden worden. De Anna