
uit die streek gevangen, dan werd de terugtocht aanvaard; de
vele slaven op de Zuidkust zijn dan ook bijna zonder uitzonde-
ring uit de beide genoemde hongi-of jachtgebieden afkomstig.
De Assistent-Resident was overtuigd dat de hongi’s in het
Digoel sehe nog steeds voorkwamen/ en het was zijn meening
dat ze eerst voor goed zouden ophouden, wanneer in de boven-
streken van dat gebied Bestuur werd gevestigd, daar van Merauke,
de nederzetting aan de Zuidkust, geen geregelde en afdoende
controle daarop kon worden uitgeoefend.
Overigens moet men zieh van onze gidsen}|irex-slavenjagers —
geen te woeste voorstelling maken; in den dagelijkschen omgang
aan boord waren het zeer gemoedelijke luidjes, zeer veel voelend
voor een grapje. — Trouwens: ce n’est pas jurer gros, sinds de
bekende H A G E N B E C K zegt dat hem zelfs geen wild dier bekend is
dat niet, bij gebreke aan alle andere goede eigenschappen, gevoel
voor humor heeft.
Een eigenaardige trek van het drietal was ook, dat ze zieh
over het vele voor hen vreemde dat ze aan boord zagen, oogen-
schijnlijk absoluut niet verwonderden, zij het dart dat SlKl niet
voor de eerste maal een reis meemaakte. Ze namen alles aan of
t zoo hoorde, en aten o. a. dadelijk het gewone scheepsvoedsel
mede, dat dan toch bij v. wat de hoofdzaak^B rijst — betrof,
voor M a m o n a en S a l im geheel vreemd was. Alleen aan het
gedistilleerde drinkwater konden ze zieh niet wennen, en niet
zoo gauw lag dan ook het schip in deze en volgende dagen ten
anker en was de staatsietrap gestreken, o f dadelijk daalden de
heeren die af, om met groote gulzigheid eenige handenvol bruin
rivierwater te gaan drinken; daarna werd er een bamboekoker
mede gevuld, om met den inhoud den eerstopkomenden dorst
te kunnen lesschen. Zeer waarschijnlijk hadden ze het ook voor
digestie-doeleinden noodig.
Ook was er nog een andere versnapering waarop ze elkaar af
en toe onthaalden. Dit werd gemerkt op de volgende manier.
M a m o n a lag op zekeren dag languit op zijn buik op dek zieh
in de zon te koesteren, toen hij op een gegeven oogenblik zijn
vriend S a l im bij zieh riep, iets tegen hem zeide en weer ging
liggen. S a l im hurkte daarop bij het hoofd van zijn kameraad
neer en begon nu een kleine jacht tusschen de lange door
stroovlechten stijf uitstaande hären van M a m o n a , daarbij met
blijkbaren smaak het onder de hand gevangen wild verorberende.
Niet alles werd hem evenwel gegund, want de dokter — aan zijn
verzameling op zoologisch gebied denkende — kwam nu aanstappen
en verzocht om zijn aandeel in den buit, en weldra
wandelden een paar kleine grijze beestjes in den hals van zijn
cyaankali-flesch een wissen dood tegemoet.
Den 28sten kon niet voor ’s morgens 8 ure onder stoom gegaan
27. De tolk Mamona van achteren gezien.
worden, daar zware regens uit het Oosten alle zieht belet hadden.
Het ging van nu af „volle kracht” vooruit, want sinds de baar of
drempel den vorigen dag gepasseerd was, bleek de rivier „schoon”
te zijn; daar was de breedte ongeveer 3 a 4 zeemijl (6 ä 7 K.M.)
geweest, hier bij Solengke en bij het later voorbijgevaren eiland
K e n a n g k e (Ko s a n g k e , volgens M a m o n a ) had zij zieh ge-
leidelijk tot 2 ä 3000 M. versmald, doch was de diepte toege-
nomen. Met het 00g op de te vervaardigen schetskaart, werden
onder het opstoomen kompas- en afstandswaarnemingen (deze
laatste met behulp van een Zeiss-telemeter) verricht en de
onafgebroken loodingen genoteerd. De diepten varieerden van
4 ä 5 vaam tot 10 ä 11; deze grootere getallen kwamen voor
bij Sterke bochten, waar de bedding door den zwaren stroom
was uitgeschuurd.
Op den achtermiddag kwamen tegen 2 uur eenige bemande
prauwen vooruit in ’t zieht en werden kort daarop eenige huizen
op den zuidelijken oever bespeurd. De prauwen pagaaiden het
schip tegemoet, reeds van uit de verte door SlKl en M a m o n a