
1828. Ook S a l . M ü l l e r , natuurkundig lid dierzelfde Triton-
expeditie, waaraan V AN D E L D E N en M o ü E R A deel namen, be-
richtte over datzelfde kalk-werpen. Hij deed het eerst ruim tien
jaar later, in zijn Land- en Volkenkunde (Leiden, 1839-^-44),
herdrukt in 1857. Het verdienstelijke van zijn beschrijving is,
dat hij eerstens als goed ethnograaf samenvat wat tot dien tijd
over deze gewoonte bekend was geworden, en er tevens zijn
persoönlijke ervaringen op de Zuidwestkust van Nieuw-Güinea
aan toevöegde, met name ook over den „Besweerkoker"-zelven. Als
eerste ethnografische beschrijving moeten zijn woorden dan ook
volledig herhaald: „Nog moet ik gewag maken van de zonder-
„linge gewoonte, die men bij de inboorlingen ter zuid-westkust
„van Nieuw-Guinea waarneemt, van namelijk, u i t e e n e n bam-
„ b o e z e n k o k e r 1), o n g e v e e r t e r l e n g t e v an e enen
„rnans arm, e en fi jn s t o f in de l u c h t te w.e r p e n,'dat,
„op eenigen afstand gezien, het voorkomen heeft van eene rook-
„wolk. C o o k reeds maakt van dit werktuig melding; doch, naar-
■„dien hij hetzelve niet van nabij genoeg zag, kon hij zieh, omtrent
„deszelfs eigenlijk zamenstel en werking geen juist denkbeeid
„vormen. Hij vergeleek den daaruit voortkomenden damp met
„dien van een snaphaanschot, zonder dat echter daarbij een slag
„gehoord werd. Gelijk, na hem, Kapitein H U N T E R , ten gevolge
„van hetgeen hem van eenige Nieuw-Hollandsche 2) volkstammen
„was bekend geworden, vooronderstelde, is het niet dan een poeder-
„achtige stof, uit een fijn zand, fijn gemaakten droogen kalk en asch
„bestaande, welk mengsel, d o o r he t s c h u d d e n e n z w a a i j e n
„van den b amb o e z e n koke r , wordt uitgeworpen en zieh
„in de verte als een rook vertoont. W ij h e b b e n di t g e b r u i k
„bij d e S t r a n d v o l k e r e n , t u s s c h e n d e n f r i s t e n e n l ö s t e n
•„ l e n g t e - g r a a d v. Gr. o p g emer k t , en Kapitein C O O K , zoo-
„wel als de heer K o l f f , nam het nog anderhalven graad verder
„oostwaarts waar. Bij de inboorlingen der straat Prinses-Marianne
„is het ons echter, evenmin 'als bij de Papoea’s in het distrikt
„Lobo [bij fort Du Bus] en ommestreken, ooit voorgekomen.
1) Hier verwijst de folio-uitgäve naar MP1. 6, fig. 3” , waar men een Oetanata’er
ziet afgebeeld met in zijn linkerhand een lange smalle bamboe van ca. 90 c.M.
lengte, met een 3-tal knoop-en, en met zwak daarbij geteekend een wolkje van stof
dat uit de eene opening komt. De afgebeelde bamboe laat overigens niets bizonders zien.
2) Mis, natuurlijk! M ü l l e r heeft blijkbaar gegist dat „Duke of .York’s Island”
wel ergens bij Port Jackson (nu Sydney) zou liggen, niet de oorspronkelijke uit-
gaaf van H u n t e r met de daarbij behoorende kaarten gekend, en zoo voor „Nieuw-
Hollandsche volkstammen” versleten wat inderdaad N. Ö. Nieuw-Guineesche Melanesiers
waren, in den tegen.woordigen Bismarck-Archipel,
„ V o l g e h s de me e n i n g ot i zer t o l k e n z o u d e he t we r p en
„van he t s t o f v o o r n a m e l i j k me t het d o e l g e s c h i e d e n ,
„om z i eh o n d e r l i n g op e e n i g e n a f s t an d te d o e n v e r k
e n n e n . H i e r u i t l a a t z i eh dan o o k he t b e s t de om-
„ s t a n d i g h e i d v e r k l ä r en, da t men he t hen e v e n z e e r
„ ziet v e r r i g t e n , w a n n e e r zij e e ne n v r e emd e l i n g
„ v r i en d s c h a p p e l i j k te g emo e t gaan, al s w a n n e e r zij
„ z i eh o p enl i j k v i j an di g t o o n e n of me t w a n t r o u w e n
„ v l ug t en. V o l g e n s he t g e v o e l e n v an den t o l k P a t t i
„ B a r o m b a n g [den Ceram’sphen tolk aan boord der Triton in
„1828], z o u d e daa rbi j de o v e r e e n k oms t b e s t a a n , da t
„ eene z i j w a a r t s c h e s l i n g e r i n g v an he t s t o f e en e
„ v r e d e l i e v e n d e g e z i n d h e i d , d o c h he t r e g t o pw a a r t s
„ w e r p en van h e t z e l v e , e ene u i t d a g i n g of t e g e ns t a nd -
„ b i e d i n g m o et a andu i d en. Het komt ons niet onwaar-
„schijnlijk voor, dat dit toestel misschien ook wel als eene soort
„van wapentuig kan gebezigd worden, en dienen moet om er
„hunnen vijand een pijnwekkend poeder mede in de oogen te
„werpen” . (Op. cit. ie uitgaaf, Leiden 1839— 44, fol. 55— 56; of
herdruk, Amsterdam 1857, I, 9-848-85).
1904 (11 Oct.). Met een groöten sprong, komen we van 1828
op 1904. Daartusschen zijn geen berichten van deze Zuidwestkust
bekend, m. a. w. geen locale onderzoekingen naar dit merkwaardige
gebruik gedaan. Sapienti sat! Dit eerste nieuwe bericht is uit
d e Oo s t b a a i , en hiervöör in twee manieren beschreven. In
het, A l g eme e n Ve r s l ag van den heer POSTHUMUS M e y j e s
Staat: „terwijl af en toe e en w i t p o e d e r ui t d ü nn e bam-
„ b o e - k o k e r s . h o o g de l u c h t we rd i n g e b l a z e n ” (p. 69
hiervöör). Het B i z o n d e r V e r s l a g van kapitein DE RO CH EM O N T
is uitvoeriger en zegt: „Gedurende het op- en neervaren voor
de nederzetting we r d v an den wal v o o r t d u r e n d ge-
zwa a i d me t k o k e r s w a a r u i t zieh w o l k e n s t o f ont-
w i k k e l d e n , een soort bezwerings-handeling die naar mijn idee
niet op goede gezindheid wijst” (p. 219 hiervöör). Dr. K O CH
heeft het zelve in de Oostbaai nooit kunnen waarnemen, maar
ontving de beide door hem medegebrachte bezweerkokers (zie
p. 603)-van den heer DE RO CH EM O N T , welke ze daar inruilde.
1906 (4 Mei). Dit bericht is van de eerste opvaart der Oe t o em-
bo ewe , en van den heer H ON D IU S V A N H E RW E R D EN . Het luidt
aldus: „Reeds enkele malen werden nabij de huizen wolken van
„stof of rook opgemerkt. Bij nader onderzoek met een kijker —
„het schip [de Valk, die de Oetoemboewe het eerst opvoer]