
hier de leuze; logies voor de Soldaten niet aanwezig. Deze
moesten zieh op het dek opschieten, geheel onbeschut tegen
wind en zeer onvoldoende tegen regen. Maar er viel niets aan
te veränderen.
Nauwelijks overgegaan op de Anna, zagen we de Lombok het
anker lichten en in de richting van MeraukS verdwijnen; aan-
gezien het al laat begon te worden moest de Anna, om nog voor
het invallen der duisternis door de geul den riviermond te kunnen
bereiken, ook voortmaken. Kort nadat wij goed en wel onder
stoom waren, verlieten ook Flamingo en Pionier de reede en
keerde deze tot hare vroegere verlatenheid terug. Van bevolking,
die bij de in begin Mei door den Vertegenwoordiger K. N. A . G. ge-
houden verkenning in grooten getale was uitgekomen, bleek nu
geen spoor aanwezig '); längs de zanderige kuststrook was niets
gezien dat op verblijf wees. Volgens de verhalen zouden in
dezen tijd van het jaar de kuststreken verlaten zijn en de in-
boorlingen zieh terugtrekken naar de hooger gelegen streken;
maar ook al waren ze op een ander deel van de kust aanwezig
geweest, zou toch alleen het toeval hen tot onze ontdekking
kunnen geleid hebben; de afstand toch van 5 ä 6 Engelsche
mijlen waarop de schepen wegens ondiepte uit de kust moesten
blijven, maakte die vandaar onzichtbaar. Dit hadden we zelven
kunnen constateeren; en ik had me al afgevraagd, hoe men zieh
toch voorstelde later hydrografischen arbeid te verrichten waarbij
de waarnemingen van uit den wal zouden moeten geschieden op
een bal in den voormast van de Flamingo aangebracht, wanneer
deze mast zelve onzichtbaar was.
Het gelukte nog voor de duisternis binnen te komen en de
Anna ging ten anker in de riviermonding dicht bij het zandige
plekje. We lagen hier rüstig en beschermd tegen de deining
welke zieh op de reede vrij sterk had doen gevoelen; we hoopten
nu ook verschoond te blijven van regenbuien zooals we aan
boord van de Lombok hadden genoten en die het verblijf aan
boord van dit kleine scheepje bijna onhoudbaar maakten.
Het bevel over de Anna was toevertrouwd aan den luitenant
ter Zee G. KOLFF; als bemanning bevond zieh aan boord een
drietal Europeesche minderen van de Flamingo, door de Admi-
1) Over deze verkenning der Tania of Oetäkwa van 5— 7 Mei 1904 door den
heer P o sth um u s M e y je s aan boord van de Lombok, zie diens A l g em e e n V e r s l a g ,
p. 27 hiervöör: en verg. het uittreksel uit diens brief dd. 20 Mei 1904 aan den
Voorzitter K. N. A. G., in Tijdschr. Aardr. Gen., 2e Serie, XXI (1904), p. 886— 887.
Red.
raliteit daartoe opzettelijk aan boord geplaatst. De Flamingo
zelve had eene inlandsche equipage met Europeesche onder-
officieren. Stokers-personeel ter behandeling van de vuren was
ook aan boord. Voor omstandigheden was de stoomsloep en een
vlet medegenomen.
De afspraak was om den volgenden morgen vroeg onder stoom
te gaan, en de nieuw ontdekte rivier op te varen; maar de omstandigheden
bepaalden anders. Aan boord van de Anna bevond
zieh gedeeltelijk binnen, gedeeltelijk buiten boord een partij
bamboe, medegenomen ten behoeve van den hydrografischen
arbeid; den vorigen middag gedurende de vaart was de partij
binnen boord ontzettend hinderlijk gebleken voor de communi-
catie tusschen voor- en achterschip, zoodat verwijdering wenschelijk
was. In den nacht was die wenschelijkheid sterker gebleken ten
einde ligruimte voor de militairen te krijgen, die boven den
ketel gelegen bij het opstoken daarvan letterlijk de plaat hadden
moeten poetsen, ten einde het gevaar van roostering te ontgaan.
Zoo besloot de Commandant het grootste deel van de bamboe
op het droge plekje aan de kust te deponeeren en tevens de
gelegenheid te benutten om eenig brandhout, bij een vorige ge-
legenheid gekapt, in te nemen als brandstof. Ten einde den
steenkolen-voorraad te sparen zou de Anna n.l. met hout gestookt
worden, dat, naarmate van de behoefte, längs de rivieroevers
gekapt moest worden; er was wel steenkool aan boord maar
alleen voor geval van noodzaak, en het hout van Soerabaja
medegenomen was volgens den oppersten stoker van zeer siechte
kwaliteit; het „vloog door den ketel” , zoodat het gewenscht
was hout van steviger constructie aan boord te nemen. Doch de
sterke ebstroom maakte van het „even” naar den wal gaan,
eenige uren, waarin de Anna eerst zoo dicht mogelijk onder den
wal moest komen, een eind bovenstrooms van de landingsplaats.
In stede van zeven uur, was het dan ook ruim negen aleer we
onder stoom gingen.
Te ongeveer half tien, den 28sten September, varen we de
nieuwe rivier binnen KtÄverg. nu verder K a a r t V — met eene
vaart van ongeveer zes Engelsche mijlen. Zij is breed naar
schatting 400 M., diep volgens looding meer dan 8 vaam; en
even over twaalven wordt het anker uitgeworpen in eene breedte
van ongeveer dertig Meter en eene diepte van 2 ä 3 vaam.
Tevoren was reeds eenige malen gestopt bij het passeeren van
ondiepten en bochten. Het bleek duidelijk dat we hier niet
moesten zijn; de bij de monding breede rivier versmalde zieh