
in ontvangst genomen, slechts noode werden de vrachten opgeno-
men en strompelend gaat het voorwaarts, thans langzaam stijgend.
We bewegen ons over een smallen rüg, soms 200 smal dat
ternauwernood voldoende ruimte voor het pad aanwezig is. Tegen
tien uur zien we in het Zuiden de zee door het geboomte1), om
daarna door mist elk uitzicht te verliezen. En aangezien deze
mist steeds dikker wordt alsof er iets aan den knikker wäre,
betrekken we tegen een uur het bivak op een hoog punt van
waar de weg steil naar beneden gaat.
We blijven verder den geheelen dag in den mist of liever in
de wolken; het natte hout geeft wel rook maar geen vuur, en de
rijst wordt bijna niet gaar.
De beide koeli’s welke gisteren naar het vorige bivak zijn
teruggezonden, komen weder aan met brieven en met de zonder-
lingste berichten. De vivres hebben ze in de nabijheid achter-
gelaten om vlugger het groote nieuws te kunnen brengen, n.l.
dat ze op den terugweg bijna in kuilen gevallen zijn, in het pad
gemaakt en waarin randjoe's geplant waren. De randjoe's (scherp
aangepunte stukken bamboe, welke voet-, been- of buikwonden
kunnen veroorzaken, en overal in den Archipel veel worden toe-
gepast tot verhooging van het defensief vermögen bij versterkingen,
het afsluiten van toegangen e.d.) hebben ze medegebracht alsbewijs.
Om tijd te winnen, zend ik ze eerst terug ter ophaling van
de vrachten, en de overigen die zieh om ons heen hadden ge-
schaard, in afwachting van de dingen die komen zouden, zend
ik naar den arbeid terug. j Dan wordt de zaak besproken met
B E R H IT O E ; we zijn het er over eens hoe de mogelijkheid welis-
waar niet is uitgesloten dat het verhaal waarheid bevat, maar
dat zulks naar alle waarschijnlijkheid toch niet het geval is en
we hier met een truc te doen hebben om ons tot terugkeer te
bewegen. De Papoea’s toch zouden op andere wijze uiting geven
aan eene vijandige stemming wanneer zij die wilden toonen; het
beste zal zijn de zaak te ignoreeren. Intusschen is.het, afgescheiden
van dit voorval, niet onmogelijk dat we met eenbezoekvan Papoea’s
vereerd zullen worden en moeten we dus op onze hoede zijn.
De uitkomst van eene verkenning door B E R H ITO E ingesteld,
leert dat het verheven topje aan welks voet wij ons bivak be-
trokken hebben, door een kloof van zeker eenige honderden
Meters diepte gescheiden is van de volgende hoogte, en er.geene
gelegenheid is deze kloof te ontwijken. Ik besluit daarom hier
1) Wij cursiveeren. Red.
te laten kappen en eenige peilingen te nemen op de bergketens
in Zuid en Noord, en 00k om te trachten een overzicht te krijgen.
De ontvangen brieven melden dat de heer M O E RM AN in beter-
schap toeneemt doch zieh nog niet sterk genoeg voelt om deze
zware marschen te maken, terwijl de toestand van den bivak-
commandant verergert. Voorts dat, hoewel eindelijk een kist met
eetwaren aangekomen was, deze bij opening nagenoeg ledig werd
bevonden, en dat de regens lustiger dan ooit nederplassen.
Die diefstallen zijn ontzettend aangenaam; we hebben reeds
meer last dienaangaande ondervonden en zijn vrij wel overtuigd
dat ze, voor zoover onze eigen vivres betreft, begaan worden
door hen die ter bewaking daarover zijn aangesteld, De koeli’s
stelen wel Javaansche suiker, tabak e.d. maar geen appelpent.
Den bivak-commandant geef ik in overweging om bij verergering
van den toestand niet langer te wachten met terugkeer; er zijn
reeds genoeg slachtoffers gevallen.
Bij wijze van vuurproef worden den volgenden morgen, 15 Jan.,
de randjoe-koeli’s met brieven naar den heer M O E RM AN gezonden
en zonder aarzelen aanvaarden ze den tocht, waaruit het voor
mij zonneklaar is dat de randjoe-historie uit den duim werd gezogen.
De overige koeli’s maken heden een aanvang met kappen
ter verkrijging van uitzicht, waarbjj zij zieh den eersten tijd een
weinig inspannen om op die wijze den invloed van de koude
te keeren.
Het is in den afgeloopen nacht verbazend koud geweest, de
thermometer wees hedenmorgen om 6 uur 13° Celsius aan. En
dan die vochtigheid! Volgens den aneroide-barometer zijn we
hier op eene hoogte van ruim 1900 M. (volgens de meting is
later gebleken de juiste hoogte 2017 M. te bedragen), en de
wolken omringen ons dicht. Eerst tegen negen uur verjaagt de
zon het wolkenheir en gien we aan de Noordzijde door het geboomte
de zee, nd. de Geelvinckbaai, *) terwijl tal van bergen, sommige
hooger andere lager dan de top waarop wij ons bevinden,
zichtbaar worden. De Aroe hooren we niet meer, daarvoor zijn
we te hoog; doodsche stilte, alleen verbroken door het geluid
der bijlslagen omgeeft ons. Het instrument blijft in de kist, want
er is geen uitzicht; de instrumentdrager moet medekappen en
zulks bevalt hem slechts zeer matig, hij houdt liever het meet-
boek vast dan de aks. Wat heeft de kerel dikwijls reden tot
ergernis gegeven, juist met dat meetboek! Evenals de meesten
1) Wij cursiveeren. Red.